Op 16 september 2024 heeft het kabinet het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering’ ingetrokken. Het voorstel kreeg de afgelopen jaren veel kritiek (zie hierover onze eerdere blog). In dit blog bespreken wij welke kansen de intrekking van het wetsvoorstel biedt.
Kritiek op wetsvoorstel 'Bevorderen zorgcontractering'
Op 16 september 2024 heeft het kabinet het Wetsvoorstel ‘Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering’ ingetrokken. Over het wetsvoorstel hebben wij eerder al een blog geschreven. Daarin bespraken wij de kritiek die de afgelopen jaren op het wetsvoorstel was geuit. Die kritiek kwam er – kort samengevat – op neer dat de voorgestelde maatregelen – die zorgcontractering moesten bevorderen – juist een averechts gevolg zouden hebben. Zo betrof één van die maatregelen het (nog verder) verlagen van de tarieven in de niet-gecontracteerde zorg.
Wij legden in het blog uit dat deze maatregel de onderhandelingspositie van zorgaanbieders verder zou verzwakken en de wachtlijstproblematiek zou kunnen laten toenemen. Politici constateerden afgelopen zomer dan ook terecht dat dit wetsvoorstel “duidelijk uit de koker van zorgverzekeraars [komt], die af willen van het vergoeden van niet-gecontracteerde zorg”[1]. Zij maakten zich “ernstige zorgen over de consequenties van dit wetsvoorstel”. Het is niet duidelijk of déze kritiek de regering heeft doen besluiten het wetsvoorstel in te trekken.
Het intrekken van het wetsvoorstel biedt een kans voor de regering om (meer) gedegen onderzoek te doen naar de vraag waarom in bepaalde segmenten van de zorgmarkt relatief veel zorgaanbod niet gecontracteerd is, wat de oorzaak is van de lange wachtlijsten en welke maatregelen hier verandering in kunnen brengen.
Wij verwachten dat uit een dergelijk onderzoek zal blijken het (volgens de wetgever) ‘problematische’ aandeel niet-gecontracteerde zorg in Nederland voor een groot deel te wijten is aan zorgverzekeraars die veelal weigeren te contracteren omdat er al ‘voldoende zorg is ingekocht’. In plaats van het ontmoedigen of bemoeilijken van het leveren van niet-gecontracteerde zorg (door het verlagen van tarieven), zouden maatregelen getroffen moeten worden die zorgverzekeraars juist aansporen om voldoende zorg in te kopen tegen reële contractvoorwaarden (zoals tarieven en omzetplafonds).
Zorgplicht en hinderpaalcriterium: concreet toetsingskader vereist
Een (mogelijk) nieuw wetsvoorstel zou om die reden – en om daadwerkelijk effect te sorteren – de mogelijkheid moeten bieden aan verzekerden om zorgverzekeraars (effectief) aan te spreken op hun zorg- en contracteerplicht. Dit vereist een helder normenkader of duidelijke richtlijnen, zodat het handelen van zorgverzekeraars objectief kan worden getoetst. Alleen de codificatie van de zorgplicht, zoals in het ingetrokken wetsvoorstel het geval was, zal onvoldoende zijn. Zonder een’ helder normenkader of duidelijke richtlijnen blijft het voor verzekerden immers moeilijk om bewijs te leveren dat een zorgverzekeraar zijn zorgplicht schendt.
Ditzelfde geldt voor wat betreft het hinderpaalcriterium. De loutere codificatie van het hinderpaalcriterium (zonder uitwerking of concretisering) levert (naar verwachting) niet veel op. Een verzekerde moet voor een succesvol beroep op hinderpaalcriterium aantonen dat er een hinderpaal bestaat voor de ‘gemiddeld modale zorggebruiker’. Dit is (bewijsrechtelijk gezien) haast een onmogelijke opgave voor een verzekerde. Ook politici constateerden dit. Zo luidt één van de aan de regering gestelde vragen over de codificatie van het hinderpaalcriterium in het ingetrokken wetsvoorstel: “Hoe kan een verzekerde op basis van deze wet aantonen dat niet voldaan wordt aan het hinderpaalcriterium als een lage vergoeding wordt verstrekt?”[2]
Om te waarborgen dat het hinderpaalcriterium in de praktijk in acht genomen wordt, zal de wetgever dus een normenkader of richtlijnen moeten vaststellen aan de hand waarvan helder is hoe een verzekerde kan aantonen dat er bij een bepaald bedrag een hinderpaal bestaat om zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te wenden. De wetgever zou ook een maximum kunnen stellen aan het bedrag dat onvergoed blijft. Wij zijn benieuwd of de wetgever (al dan niet via een nieuw wetsvoorstel) in deze behoefte zal voorzien.
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 561, nr. 5, p. 2
[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 561, nr. 5.