De rol van de strafrechter bij het (ambtshalve) verlenen van een zorgmachtiging (artikel 2.3 Wet forensische zorg)

6 december 2024, laatst geüpdatet 6 december 2024

In een recente strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland een 22-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, ontslagen van alle rechtsvervolging. Hoewel de brandstichting bewezen werd geacht, oordeelde de rechtbank dat deze daad níet aan de man kon worden toegerekend. Reden hiervoor was dat de man tijdens de brandstichting leed aan een psychische stoornis, waardoor hij handelde onder invloed van psychotische ervaringen die voortkwamen uit zijn aandoening. In verband met de zorgvraag van de man besloot de rechtbank in een separate beschikking ambtshalve tot het verlenen van een zorgmachtiging. 

Luuk Arends 
Luuk Arends 
Advocaat - Partner
In dit artikel

Waar gaat deze zaak over?

In deze uitspraak wordt ingegaan op de vraag wanneer de strafrechter ambtshalve een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onder a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (‘Wvggz’) mag verlenen.  

De zaak gaat over een man die lijdt aan PTSS met psychotische symptomen. Tijdens een psychotische toestand wordt de man aangespoord door stemmen in zijn hoofd om brand te stichten in zijn woning. De officier van justitie vordert de rechtbank om de man te ontslaan van alle rechtsvervolging en een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De rechtbank gaat niet mee in de vordering van de officier van justitie, maar besluit - op grond van artikel 2.3 Wet forensische zorg (‘Wfz’) - ambtshalve over te gaan tot het verlenen van een zorgmachtiging.  

Wanneer kan de strafrechter een zorgmachtiging verlenen? 

Zoals besproken in Deel I van deze blogreeks, kan de strafrechter op basis van artikel 2.3, eerste lid, Wfz een zorgmachtiging verlenen. Dit kan de rechter doen na een verzoekschrift van de officier van justitie, maar ook ambtshalve. 

Indien de rechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3 lid 1 Wfz overweegt, verzoekt hij de officier van justitie een zorgmachtiging voor te bereiden (artikel 5:19, tweede lid, Wvggz). Vervolgens beoordeelt hij op basis van de verstrekte informatie of aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging is voldaan. Zelfs indien de officier van justitie géén verzoekschrift voor een zorgmachtiging indient, kan de rechter ambtshalve een zorgmachtiging afgeven¹. Dit is (vanzelfsprekend) alleen mogelijk indien de rechter beschikt over de informatie die hij nodig heeft voor die beoordeling.

De strafrechter oordeelt: zorgmachtiging in plaats van tbs-maatregel

In dit geval heeft de officier van justitie geen verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend. Eén van de redenen hiervoor is dat niet aan de voorwaarden voor verplichte zorg zou zijn voldaan indien de man zou meewerken met de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert. Daarbij komt dat de tbs-maatregel is gericht op het beperken van het recidivegevaar, terwijl de zorgmachtiging is gericht op het verlenen van zorg. De zorgmachtiging zou onvoldoende waarborgen bevatten om het recidiverisico terug te dringen.  

De rechtbank oordeelt echter dat zij over voldoende gegevens beschikt om ambtshalve over te gaan tot het verlenen van een zorgmachtiging. Voor het verlenen van een zorgmachtiging is een medische verklaring van een onafhankelijk psychiater vereist (artikel 5:9, eerste lid, Wvggz). Het dossier bevat een Pro Justitia-rapport, opgemaakt door een onafhankelijk psychiater, en een medische verklaring van een andere onafhankelijke deskundige. Uit de verklaring kan worden opgemaakt dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. De man lijdt aan een psychische stoornis die lijdt tot ernstig nadeel. Het is noodzakelijk dat de man de juiste zorg krijgt en er zijn geen mogelijkheden om die zorg op vrijwillige basis te verlenen; de bereidwilligheid van de man wordt namelijk niet als bestendig ingeschat en de kans bestaat dat hij de kliniek zal verlaten.  

Geschikte accommodatie bij forensische zorgmachtigingen

Zoals besproken in Deel I van deze blogreeks, wordt bij het vinden van een geschikte accommodatie het beveiligingsniveau afgestemd op de ernst van het gepleegde delict en de aard en ernst van de psychische stoornis of verstandelijke beperking.  

In haar uitspraak besteedt de rechtbank kort aandacht aan de vraag welke accommodatie - gelet op de zorgbehoefte van de man en de vereiste beveiliging - geschikt is voor de man. De rechtbank acht een Forensisch Psychiatrische Afdeling (‘FPA’) geschikt, maar is niet in staat concreet aan te geven welke FPA in staat is de noodzakelijke zorg te verlenen. De rechtbank gaat er van uit dat alle betrokken partijen zich ten volle zullen inspannen om betrokkene zo spoedig mogelijk in zorg te krijgen bij een geschikte aanbieder. Tot er een geschikte accommodatie beschikbaar is, kan de zorgmachtiging tijdelijk worden uitgevoerd in een penitentiaire inrichting.  

Forensische zorg als sleutel tot veiligheid en herstel 

Deze uitspraak onderstreept de waarde van art. 2.3 Wfz als verbindende schakel tussen strafrecht en zorgverlening. Door betrokkene op te nemen op basis van een zorgmachtiging kunnen niet alleen nieuwe strafbare feiten worden voorkomen, maar kan ook de (psychische) gezondheidstoestand van de betrokkene worden verbeterd. Deze twee doelen gaan hand in hand: kwalitatieve, hoogwaardige forensische zorg gericht op de veiligheid van de samenleving levert immers een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het recidiverisico.  

¹ Dit volgt uit de tekst van artikel 2.3, eerste lid, Wfz en uit de parlementaire geschiedenis van de Wvggz (zie Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 142 en Kamerstukken I 2017/18, 32399 en 31996, D, p. 11).