De sociale partners in een bedrijfstak kunnen, indien sprake is van een verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds, bepalen dat naast werknemers ook andere personen aan een verplicht gestelde pensioenregeling van een fonds moeten deelnemen. De verplichte deelneming kan hierdoor ook betrekking hebben op zelfstandigen. In dat geval moet de zelfstandige (verplicht) pensioenpremies afdragen aan het betreffende fonds. Niet iedere zelfstandige is hierop bedacht. Dat blijkt maar weer eens uit een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2013, waarin een zelfstandige tevergeefs probeerde onder een verplichte deelneming uit te komen door (onder meer) een verzoek om vrijstelling te doen. Dat een dergelijk verzoek relatief weinig kans van slagen heeft, blijkt uit de uitspraak van de rechtbank.
Verplichte deelname voor zelfstandigen?
Niet ieder bedrijfstakpensioenfonds kent een verplichte deelneming voor zelfstandigen binnen de betreffende branche. Of hiervan sprake is, hangt af van de reikwijdtebepaling van het verplichtstellingsbesluit van het fonds. Een voorbeeld van een verplichte deelneming voor zelfstandigen is het bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. Zelfstandigen in het schildersbedrijf moeten dus rekening houden met een verplichte deelneming in dit fonds.
In de zaak die bij de rechtbank voorlag doet een zelfstandige werkzaam in het schildersbedrijf een beroep op het recht om in zijn eigen onderhoud te voorzien door vrijelijk gekozen werkzaamheden (Europees Sociaal Handvest). Ook noemde hij dat een verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds in strijd is met de maatschappelijke tendens van een terugtredende overheid. De rechtbank gaat hierin echter niet mee. Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie noemt de rechtbank dat de verplichte deelneming gerechtvaardigd wordt door de collectiviteits- en solidariteitsgedachte.
Uitgangspunt is dus dat ook zelfstandigen verplicht deelnemen, indien het verplichtstellingsbesluit dit bepaalt.
Vrijstellingsverzoek
De enige “escape” die dan nog resteert is indiening van een vrijstellingsverzoek bij het bedrijfstakpensioenfonds. In eerdere bijdragen op dit kennisportal noemde ik al dat het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf diverse vrijstellingsgronden kent, zowel verplichte als onverplichte gronden. Een beroep op de onverplichte vrijstellingsgrond heeft in de regel weinig kans van slagen, omdat een vaste gedragslijn hierbij een terughoudende opstelling is.
De zelfstandige in het schildersbedrijf deed een beroep op een verplichte vrijstellingsgrond; de vrijstelling vanwege het hebben van een reeds bestaande pensioenregeling (artikel 2 Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf). De zelfstandige had namelijk een lijfrentepolis afgesloten bij een verzekeraar. Het beroep van de zelfstandige op deze vrijstellingsgrond strandde vanwege meerdere redenen. Belangrijke overweging hierbij is dat volgens de rechtbank een lijfrentepolis niet kwalificeert als een pensioenregeling in de zin van het vrijstellingsbesluit. Zelfstandigen met een lijfrentepolis kunnen er dus maar beter niet volledig op vertrouwen dat zij voor een vrijstelling in aanmerking komen.
Opvallend is overigens dat de rechtbank overweegt dat zelfstandigen, net als werknemers, in principe wel in aanmerking kùnnen komen voor een vrijstelling (mits aan de voorwaarden voldaan is). Het bedrijfstakpensioenfonds betoogde dat een vrijstelling sowieso niet aan de orde is, omdat het vrijstellingsbesluit alleen maar van toepassing zou zijn op werknemers (en dus niet op zelfstandigen). Wetstechnisch heeft het bedrijfstakpensioenfonds hier een punt. De wetgever heeft in artikel 3 lid 2 van de Pensioenwet namelijk verzuimd om (naast de Pensioenwet) ook het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf van overeenkomstige toepassing te verklaren op de zelfstandigen. Desalniettemin ging de rechtbank niet mee in dit betoog.
Tot slot
Wilt u als zelfstandige ook weten of voor uw branche een eventuele verplichte deelneming geldt? Of wilt u de nodige ondersteuning bij de indiening van een vrijstellingsverzoek? De pensioenadvocaten van Dirkzwager zorgen voor een adequate ondersteuning op dit terrein.
Verplichte deelname voor zelfstandigen?
Niet ieder bedrijfstakpensioenfonds kent een verplichte deelneming voor zelfstandigen binnen de betreffende branche. Of hiervan sprake is, hangt af van de reikwijdtebepaling van het verplichtstellingsbesluit van het fonds. Een voorbeeld van een verplichte deelneming voor zelfstandigen is het bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. Zelfstandigen in het schildersbedrijf moeten dus rekening houden met een verplichte deelneming in dit fonds.
In de zaak die bij de rechtbank voorlag doet een zelfstandige werkzaam in het schildersbedrijf een beroep op het recht om in zijn eigen onderhoud te voorzien door vrijelijk gekozen werkzaamheden (Europees Sociaal Handvest). Ook noemde hij dat een verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds in strijd is met de maatschappelijke tendens van een terugtredende overheid. De rechtbank gaat hierin echter niet mee. Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie noemt de rechtbank dat de verplichte deelneming gerechtvaardigd wordt door de collectiviteits- en solidariteitsgedachte.
Uitgangspunt is dus dat ook zelfstandigen verplicht deelnemen, indien het verplichtstellingsbesluit dit bepaalt.
Vrijstellingsverzoek
De enige “escape” die dan nog resteert is indiening van een vrijstellingsverzoek bij het bedrijfstakpensioenfonds. In eerdere bijdragen op dit kennisportal noemde ik al dat het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf diverse vrijstellingsgronden kent, zowel verplichte als onverplichte gronden. Een beroep op de onverplichte vrijstellingsgrond heeft in de regel weinig kans van slagen, omdat een vaste gedragslijn hierbij een terughoudende opstelling is.
De zelfstandige in het schildersbedrijf deed een beroep op een verplichte vrijstellingsgrond; de vrijstelling vanwege het hebben van een reeds bestaande pensioenregeling (artikel 2 Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf). De zelfstandige had namelijk een lijfrentepolis afgesloten bij een verzekeraar. Het beroep van de zelfstandige op deze vrijstellingsgrond strandde vanwege meerdere redenen. Belangrijke overweging hierbij is dat volgens de rechtbank een lijfrentepolis niet kwalificeert als een pensioenregeling in de zin van het vrijstellingsbesluit. Zelfstandigen met een lijfrentepolis kunnen er dus maar beter niet volledig op vertrouwen dat zij voor een vrijstelling in aanmerking komen.
Opvallend is overigens dat de rechtbank overweegt dat zelfstandigen, net als werknemers, in principe wel in aanmerking kùnnen komen voor een vrijstelling (mits aan de voorwaarden voldaan is). Het bedrijfstakpensioenfonds betoogde dat een vrijstelling sowieso niet aan de orde is, omdat het vrijstellingsbesluit alleen maar van toepassing zou zijn op werknemers (en dus niet op zelfstandigen). Wetstechnisch heeft het bedrijfstakpensioenfonds hier een punt. De wetgever heeft in artikel 3 lid 2 van de Pensioenwet namelijk verzuimd om (naast de Pensioenwet) ook het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet Bpf van overeenkomstige toepassing te verklaren op de zelfstandigen. Desalniettemin ging de rechtbank niet mee in dit betoog.
Tot slot
Wilt u als zelfstandige ook weten of voor uw branche een eventuele verplichte deelneming geldt? Of wilt u de nodige ondersteuning bij de indiening van een vrijstellingsverzoek? De pensioenadvocaten van Dirkzwager zorgen voor een adequate ondersteuning op dit terrein.
Gerelateerd
Pensioen en beloning