Zuivering van schuldeisersverzuim

15 augustus 2014, laatst geüpdatet 1 november 2024
Verzuim Met het juridische begrip verzuim wordt gedoeld op de situatie en periode dat een overeengekomen prestatie uitblijft en dus sprake is van een tekortkoming aan de kant van de schuldenaar. Zonder verzuim van de schuldenaar kan de schuldeiser niet overgaan tot ontbinding van de overeenkomst en kan hij evenmin vergoeding vorderen van de schade die het gevolg is van de tekortkoming.Wanneer de schuldeiser vindt dat zijn wederpartij de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet (...
Steven Effting
Steven Effting
Advocaat - Senior
In dit artikel
Verzuim

Met het juridische begrip verzuim wordt gedoeld op de situatie en periode dat een overeengekomen prestatie uitblijft en dus sprake is van een tekortkoming aan de kant van de schuldenaar. Zonder verzuim van de schuldenaar kan de schuldeiser niet overgaan tot ontbinding van de overeenkomst en kan hij evenmin vergoeding vorderen van de schade die het gevolg is van de tekortkoming.

Wanneer de schuldeiser vindt dat zijn wederpartij de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet (correct) nakomt, dient hij hem meestal eerst een aanmaning (“ingebrekestelling”) te sturen, waarin een laatste, redelijke termijn wordt gegund om alsnog te presteren. Verzuim ontstaat dan pas als de schuldenaar vervolgens niet binnen die termijn alsnog zijn verplichtingen nakomt (klik hier voor mijn artikel over uitzonderingen op deze regel).

Schuldeisersverzuim

Soms kan het voorkomen dat de schuldenaar bij de levering van een prestatie afhankelijk is van de medewerking van de schuldeiser. Laat deze na de betreffende medewerking te verlenen, dan raakt hij in schuldeisersverzuim.

In de wet zijn meerdere gevallen van schuldeisersverzuim te onderscheiden, te weten (i) wanneer de schuldeiser geen medewerking verleent aan de nakoming van een verbintenis of (ii) wanneer een ander aan hem toerekenbaar beletsel aan zijn zijde opkomt dat nakoming verhindert of (iii) wanneer de schuldeiser zijn verplichtingen jegens de schuldenaar niet nakomt en de schuldenaar op grond daarvan zijn verplichting jegens de schuldeiser opschort.

Bij categorie (i) kunt u denken aan de situatie dat de schuldeiser een levering niet in ontvangst wil nemen, omdat hij meent dat deze ondeugdelijk is. Een ander voorbeeld is dat de schuldeiser verhindert dat zijn wederpartij bepaalde werkzaamheden kan verrichten, door hem niet toe te laten tot de plek waar dat moet gebeuren, bijvoorbeeld omdat hij stelt dat de onderliggende overeenkomst is ontbonden. Blijkt achteraf dat deze prestaties ten onrechte zijn geweigerd c.q. gefrustreerd, omdat het standpunt van de schuldeiser onjuist was, dan staat daarmee vast dat hij sindsdien in schuldeisersverzuim is geweest.

Ook variant (ii) van schuldeisersverzuim zorgt regelmatig voor discussie. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer door een andere partij derdenbeslag is gelegd ten laste van de schuldeiser onder de schuldenaar. Hierdoor kan de schuldenaar niet meer betalen aan zijn schuldeiser. De schuldeiser zal nog steeds betaling willen, maar hij kan deze niet meer afdwingen, omdat hij in schuldeisersverzuim verkeert.

Een voorbeeld van een geval als bedoeld onder (iii) is een koper die weigert de door hem gekochte zaak te betalen (ten onrechte stellend dat hij die zaak al betaald heeft). De verkoper kan nu de nakoming van zijn verbintenis tot aflevering van de zaak opschorten en de koper raakt in schuldeisersverzuim.

Gevolgen schuldeisersverzuim

Als wordt vastgesteld dat sprake is van schuldeisersverzuim, dan heeft dit vergaande consequenties. Een eventueel verzuim van de schuldenaar komt dan namelijk te vervallen en deze kan ook niet meer in verzuim raken zolang het schuldeisersverzuim voortduurt. Dit betekent dat de schuldenaar over die periode geen wettelijke rente verschuldigd is, terwijl de schuldeiser gedurende zijn verzuim niet bevoegd zal zijn de overeenkomst te ontbinden en/of schadevergoeding te vorderen. Bovendien kan de schuldeiser gedurende de periode van schuldeisersverzuim geen executiemaatregelen treffen, bijvoorbeeld het leggen van beslag.

Einde schuldeisersverzuim

Hoewel dit niet expliciet in de wet is terug te vinden, eindigt schuldeisersverzuim in de volgende gevallen:

a. indien het beletsel van de zijde van de schuldeiser verdwijnt (in de gevallen i en ii);

b. indien de schuldenaar niet langer een opschortingsbevoegdheid heeft (in geval iii), bijvoorbeeld indien de schuldeiser voldoende zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verbintenis;

c. indien de verbintenis van de schuldenaar op enigerlei wijze teniet gaat, bijvoorbeeld door ontbinding of vernietiging van de overeenkomst op initiatief van de schuldenaar;

d. indien nakoming geheel of gedeeltelijk (blijvend of tijdelijk) onmogelijk wordt door een omstandigheid die aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Er vindt dan een 'omslag' plaats van schuldeisersverzuim in een toerekenbare tekortkoming.

In de gevallen sub a en b kan de schuldeiser het beletsel, waardoor de schuldenaar verhinderd wordt na te komen, opheffen. Dit wordt ook wel 'zuivering' van het schuldeisersverzuim genoemd. In een recent arrest heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag op welk moment de zuivering intreedt.

Feiten en procesverloop

In 2001 zijn partijen Sepeba en Rito overeengekomen dat Sepeba koop-aannemingsovereenkomsten met derden zou sluiten ten aanzien van vier percelen die Rito eerder van Sepeba had overgenomen. Om levering aan derden-kopers mogelijk te maken, werd afgesproken dat Rito op eerste verzoek van Sepeba gehouden was haar medewerking te verlenen aan de levering van de percelen aan die derden (door middel van een zogenoemde ABC-transactie). Sepeba zou op haar beurt, zodra een perceel zou zijn verkocht, de door haar van Rito ontvangen koopsom terugbetalen, vermeerderd met een rente (voor de tijd gedurende welke het perceel te koop had gestaan).

Nadat Sepeba in 2008 een perceel had verkocht, is tussen partijen een geschil ontstaan over de wijze waarop de overeengekomen financiële afrekening moest plaatsvinden. Om die reden heeft Rito geweigerd haar medewerking te verlenen aan de levering van het perceel onder de door Sepeba gestelde voorwaarden.

Sepeba vordert in deze procedure een bevel aan Rito om, op straffe van een dwangsom, alsnog op eerste verzoek bij de notaris te verschijnen en haar medewerking te verlenen aan de benodigde ABC-transactie.

De rechtbank en het hof wijzen deze vordering grotendeels toe en volgen Sepeba in de door haar bepleite wijze van afrekening. Rito was daardoor in schuldeisersverzuim, zolang zij haar medewerking aan de levering van het perceel weigerde. Zodoende werd door het hof geoordeeld dat de door Sepeba verschuldigde rente pas weer zou gaan lopen, zodra Rito expliciet en schriftelijk aan Sepeba zou hebben medegedeeld dat zij alsnog zou meewerken aan de levering van het perceel in overeenstemming met de door het hof geformuleerde voorwaarden (waaronder de voorwaarde dat Sepeba een termijn van dertig dagen in acht moest nemen om Rito van de beoogde leveringsdatum op de hoogte te stellen).

Cassatie

Sepeba tekent cassatieberoep aan bij de Hoge Raad en klaagt dat het hof met zijn zojuist weergegeven oordeel heeft miskend dat het schuldeisersverzuim van Rito eerst eindigt indien zij “daadwerkelijk zal hebben meegewerkt” aan de levering van het perceel, althans in ieder geval niet reeds op het moment dat Rito zal hebben medegedeeld dat zij zal meewerken aan de levering.
Deze klacht slaagt deels. De Hoge Raad stelt voorop dat de gevolgen van het schuldeisersverzuim in een geval als het onderhavige inderdaad pas eindigen zodra de schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is, dus (zo nodig) na het gunnen van een redelijke termijn voor (de voorbereiding van) de nakoming:

“3.6.3 Indien, nadat de schuldeiser zich (alsnog) tot medewerking aan de nakoming bereid heeft verklaard, de schuldenaar zijn prestatie niet aanstonds kan verrichten maar daarvoor redelijkerwijs nog enige voorbereidingstijd nodig heeft, eindigen de gevolgen van het schuldeisersverzuim pas zodra de schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is. Pas op dat moment is immers het van de zijde van de schuldeiser opgekomen beletsel voor de schuldenaar om zijn verbintenis na te komen, uitgewerkt.”

In dit geval stond op grond van het arrest van het hof vast dat Sepeba, alvorens tot levering te kunnen overgaan, in ieder geval een termijn van dertig dagen in acht moest nemen om Rito van de beoogde leveringsdatum op de hoogte te stellen. Volgens de Hoge Raad is deze door het hof gestelde voorwaarde te beschouwen als een “uitvloeisel van de door het schuldeisersverzuim van Rito veroorzaakte onenigheid”. Bovendien zullen, aldus de Hoge Raad, nog enige dagen nodig zijn voor de praktische voorbereiding van het transport (zoals voor het opstellen van de notariële stukken, die volgens het hof voorafgaand aan de termijn van dertig dagen aan Rito moesten worden toegezonden). De hiervoor benodigde extra termijn stelt de Hoge Raad op vijf dagen.

Per saldo concludeert de Hoge Raad dat Sepeba “redelijkerwijs niet eerder dan pas na verloop van 35 dagen” na de door het hof genoemde schriftelijke mededeling van Rito, in staat zal zijn het perceel aan de derde-koper te leveren. Pas na verloop van deze termijn is het schuldeisersverzuim van Rito gezuiverd en gaat de door Sepeba te betalen contractueel overeengekomen rente (weer) lopen. Pas dan bestaat geen beletsel meer voor nakoming door Sepeba, aldus de Hoge Raad.

De klacht van Sepeba faalt (dus), voor zover zij betoogt dat het schuldeisersverzuim pas eindigt op het moment dat Rito “daadwerkelijk zal hebben meegewerkt” aan de levering van het perceel. Dat ligt voor de hand, omdat Sepeba op haar beurt natuurlijk ook voor (verdere) vertraging zou kunnen zorgen, in welk geval zij de contractueel overeengekomen rente dient te voldoen.

Gerelateerd