De rechtbank Gelderland heeft
bepaald dat een zonnepark onroerend is, aangezien het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In die zaak had dit als consequentie dat er onroerende-zaakbelasting moest worden betaald over het zonnepark. Deze beslissing kan echter ook gevolgen hebben voor de eigendom van het zonnepark.
Wanneer onroerend?
Is een zonnepark met een vrije veld opstelling roerend of onroerend? Een belangrijke vraag omdat dit gevolgen kan hebben voor de eigendom van het zonnepark.
Het antwoord op deze vraag is te vinden in artikel 3:3 BW:
1. Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
2. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Bepalend is aldus of het zonnepark duurzaam met de grond is verenigd. In dat geval zijn de zonnepanelen onroerend.
Volgens vaste rechtspraak is van duurzame vereniging met de grond sprake, indien het betreffende bouwwerk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij de beantwoording van de vraag of een bouwwerk bestemd is om duurzaam ter plaatste te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van het bouwwerk. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen.
De rechtbank oordeelt dat het zonnepark als geheel naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, welke bestemming ook naar buiten kenbaar is. Hieraan doet niet af dat de zonnepanelen, de stalen profielen en het onderstel door eenvoudige demontage naar een andere locatie kunnen worden verplaatst. Evenmin doet hieraan af dat het zonnepark op gepachte grond is gerealiseerd. Dat is immers niet een fysiek aspect betreffende de aard en inrichting van het zonnepark dat naar buiten kenbaar is.
Gevolgen voor eigendom?
De eigenaar van de grond is tevens eigenaar van de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd (artikel 5:20 lid 1 onder e BW). Dit betekent dat de eigenaar van het perceel, tevens eigenaar is van het zonnepark dat zich op dat perceel bevindt.
In de onderhavige casus was er sprake van erfpacht (5:85 BW). De erfpachter heeft dan het recht om een onroerende zaak van een ander -het perceel- te gebruiken en te houden. De erfpachter wordt dus geen eigenaar van het perceel. Bij einde van het erfpachtrecht is de erfpachter bevoegd om gebouwen die door hemzelf zijn aangebracht of tegen vergoeding zijn overgenomen weg te nemen (5:89 lid 3 BW). Hierover kunnen partijen echter in de akte van vestiging afwijkende afspraken maken.
Indien de grond niet in erfpacht wordt gegeven, maar bijvoorbeeld wordt verhuurd of in bruikleen wordt gegeven loopt de exploitant van het zonnepark een zeer groot risico dat de eigenaar van de grond via natrekking eigenaar wordt van het zonnepark. Dit heeft grote gevolgen bij een faillissement van de grondeigenaar. Om dit te voorkomen dient er een recht van opstal te worden gevestigd. Het recht van opstal brengt een scheiding aan tussen de eigendom van het perceel en de eigendom van de opstallen (artikel 5:101 BW). Via een recht van opstal blijft de exploitant eigenaar van het zonnepark.
Conclusie
Indien een zonnepark op andermans grond wordt gerealiseerd, dient een recht van opstal te worden gevestigd. Zonder recht van opstal zal de eigenaar van het perceel –gelet op de uitspraak van de rechtbank Gelderland– tevens eigenaar worden van het zonnepark.
Wanneer onroerend?
Is een zonnepark met een vrije veld opstelling roerend of onroerend? Een belangrijke vraag omdat dit gevolgen kan hebben voor de eigendom van het zonnepark.
Het antwoord op deze vraag is te vinden in artikel 3:3 BW:
1. Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
2. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Bepalend is aldus of het zonnepark duurzaam met de grond is verenigd. In dat geval zijn de zonnepanelen onroerend.
Volgens vaste rechtspraak is van duurzame vereniging met de grond sprake, indien het betreffende bouwwerk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij de beantwoording van de vraag of een bouwwerk bestemd is om duurzaam ter plaatste te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van het bouwwerk. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen.
De rechtbank oordeelt dat het zonnepark als geheel naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, welke bestemming ook naar buiten kenbaar is. Hieraan doet niet af dat de zonnepanelen, de stalen profielen en het onderstel door eenvoudige demontage naar een andere locatie kunnen worden verplaatst. Evenmin doet hieraan af dat het zonnepark op gepachte grond is gerealiseerd. Dat is immers niet een fysiek aspect betreffende de aard en inrichting van het zonnepark dat naar buiten kenbaar is.
Gevolgen voor eigendom?
De eigenaar van de grond is tevens eigenaar van de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd (artikel 5:20 lid 1 onder e BW). Dit betekent dat de eigenaar van het perceel, tevens eigenaar is van het zonnepark dat zich op dat perceel bevindt.
In de onderhavige casus was er sprake van erfpacht (5:85 BW). De erfpachter heeft dan het recht om een onroerende zaak van een ander -het perceel- te gebruiken en te houden. De erfpachter wordt dus geen eigenaar van het perceel. Bij einde van het erfpachtrecht is de erfpachter bevoegd om gebouwen die door hemzelf zijn aangebracht of tegen vergoeding zijn overgenomen weg te nemen (5:89 lid 3 BW). Hierover kunnen partijen echter in de akte van vestiging afwijkende afspraken maken.
Indien de grond niet in erfpacht wordt gegeven, maar bijvoorbeeld wordt verhuurd of in bruikleen wordt gegeven loopt de exploitant van het zonnepark een zeer groot risico dat de eigenaar van de grond via natrekking eigenaar wordt van het zonnepark. Dit heeft grote gevolgen bij een faillissement van de grondeigenaar. Om dit te voorkomen dient er een recht van opstal te worden gevestigd. Het recht van opstal brengt een scheiding aan tussen de eigendom van het perceel en de eigendom van de opstallen (artikel 5:101 BW). Via een recht van opstal blijft de exploitant eigenaar van het zonnepark.
Conclusie
Indien een zonnepark op andermans grond wordt gerealiseerd, dient een recht van opstal te worden gevestigd. Zonder recht van opstal zal de eigenaar van het perceel –gelet op de uitspraak van de rechtbank Gelderland– tevens eigenaar worden van het zonnepark.
Gerelateerd
Energietransitie