Tot dit oordeel kwam de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in een uitspraak van 28 augustus 2019.
Vereveningbijdrage
De raad heeft in een nieuw bestemmingsplan aan 38 van de 44 recreatiewoning op een recreatieterrein, waar veel woningen permanent bewoond worden, een woonbestemming toegekend. Voor de woning van appellant heeft de raad dit geweigerd. Reden hiervoor is dat de eigenaar geen anterieure overeenkomst met de gemeente heeft gesloten. De eigenaar is niet bereid om een bijdrage in een recreatiefonds te betalen, een zogenoemde vereveningsbijdrage.
Volgens de eigenaar heeft de gemeenteraad aan de weigering geen ruimtelijke argumenten ten grondslag gelegd. Het enkele feit dat hij weigert om de vereveningsbijdrage te betalen is volgens hem onvoldoende om te onderbouwen dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Volgens hem is de weigering zelfs in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat er voor het type recreatiewoning dat hij heeft een overcapaciteit bestaat.
Geen sprake van betaalplanologie
De raad stelt zich, volgens de Afdeling terecht, op het standpunt dat de structuurvisie “Permanente bewoning recreatiewoningen (2017)” de basis biedt om in een anterieure overeenkomst als bedoeld in artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepalingen op te nemen over de financiële bijdrage (vereveningsbijdrage) aan ruimtelijke ontwikkelingen. Het oogmerk van de gevraagde bijdrage is het zeker stellen van het kunnen realiseren van ruimtelijke kwaliteit elders in de gemeente. De uit de vereveningsbijdragen te bekostigen compenserende maatregelen bestaan uit de verbetering of versteviging van het toeristisch-recreatief product van de gemeente in functioneel, kwalitatief en/of economisch opzicht. In de structuurvisie zijn concrete maatregelen vermeld.
Met het wijzigen van de recreatiebestemming in een woonbestemming worden objecten onttrokken aan het recreatieve aanbod. De gewenste woonbestemming zonder een vereveningsbijdrage leidt volgens de raad tot een planologische verslechtering. Dat er momenteel een overcapaciteit bestaat, doet daaraan volgens de Afdeling niets af. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het behoud van de recreatiebestemming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Een planologische verslechtering kan volgens de raad enkel aanvaard worden als daartegenover een vereveningsbijdrage wordt gesteld. Het ruimtelijke motief is hiermee volgens de Afdeling gegeven.
Commentaar
Het is niet mogelijk om als gemeenteraad slechts medewerking te verlenen aan een bestemmingswijziging als daarvoor wordt betaald. Als er echter voldoende ruimtelijke argumenten gegeven worden waarom een financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen wel bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening – en aan de voorwaarden van artikel 6.24 Wro wordt voldaan – kan een dergelijke bijdrage wél verlangd worden in ruil voor planologische medewerking.
Ingevolge artikel 6.24 Wro moet de financiële bijdrage berusten op een vastgestelde structuurvisie en moet er sprake zijn van een samenhang tussen de compenserende maatregelen waarvoor een bijdrage wordt gevraagd en het planologisch nadeel. In deze zaak werd aan beide voorwaarden voldaan. De maatregelen staan weliswaar in een iets verwijderd verband van het planologisch nadeel, maar de vereiste samenhang is in dit geval nog aanwezig, aldus de Afdeling.