WNT norm woningcorporaties onrechtmatig

31 oktober 2013, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Op woensdag 30 oktober 2013 heeft de rechtbank Den Haag de Regeling houdende vaststelling van de indeling van woningcorporaties in klassen met daarbij horende bezoldigingsmaxima ten aanzien van topfunctionarissen buiten werking gesteld. Eisers waren onder andere de verenigingen van toezichthouders in en bestuurders van woningcorporaties.De bedoelde Regeling werd door minister Blok (van Wonen en Rijksdienst) op 26 november 2012 vastgesteld. Zie mijn bijdrage op deze kennispagina van 4 december...
Buby den Heeten 
Buby den Heeten 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Op woensdag 30 oktober 2013 heeft de rechtbank Den Haag de Regeling houdende vaststelling van de indeling van woningcorporaties in klassen met daarbij horende bezoldigingsmaxima ten aanzien van topfunctionarissen buiten werking gesteld. Eisers waren onder andere de verenigingen van toezichthouders in en bestuurders van woningcorporaties.

De bedoelde Regeling werd door minister Blok (van Wonen en Rijksdienst) op 26 november 2012 vastgesteld. Zie mijn bijdrage op deze kennispagina van 4 december 2012. Het gaat om een nadere (lees: strengere) beloningsregeling voor topfunctionarissen van toegelaten instellingen krachtens artikel 70 Woningwet (kortweg woningcorporaties). De maximale bezoldiging wordt in deze Regeling uitsluitend gekoppeld aan het aantal woongelegenheden, in acht klassen.

Ministeriële bevoegdheid

Op grond van de artikelen 2.6 lid 1 en 2.9 lid 2 WNT kan de minister die het aangaat een lager bezoldigingsmaximum vaststellen. Bij de indeling in klassen van bepaalde rechtspersonen of instellingen (bijvoorbeeld woningcorporaties en zorginstellingen) moet de minister criteria vaststellen die ondermeer betrekking hebben op de omvang (artikel 2.7 lid 1).

Bij het vaststellen van strengere normbedragen moet de minister rekening houden met (artikel 2.9 lid 2):

  • de bezoldiging voor vergelijkbare functies bij overheden;

  • de bezoldiging in relevante andere sectoren van de arbeidsmarkt;

  • de verhouding met de bezoldiging van het overige personeel binnen de betreffende rechtspersonen en instellingen;

  • maatschappelijke opvattingen over de hoogte.


Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat minister Blok de artikelen 2.7 lid 1 en 2.9 lid 2 WNT, in samenhang bezien, niet correct heeft toegepast.

De Regeling voldoet niet aan het materiële zorgvuldigheidsbeginsel. Hiermee bedoelt de rechtbank

  • het beginsel van de minste pijn;

  • het evenredigheidsbeginsel;

  • het beginsel van gelijkheid voor openbare lasten (de Regeling mag niet tot een onevenredig zware last voor sommige getroffenen ten opzichte van anderen leiden);

  • het beginsel van een fair balance (van artikel 1 EP EVRM).


Motiveringsgebrek

Een adequate motivering ontbreekt. Niet wordt duidelijk gemaakt waarom bij de vaststelling van de bedragen geen rekening gehouden is met de factoren van artikel 2.9 lid 2 WNT in het licht van de taken en verantwoordelijkheden van topfunctionarissen van woningcorporaties.

Verder mogen de gekozen factoren niet leiden tot een onevenredige benadeling van topfunctionarissen die door de Regeling worden geraakt. De conclusie van de rechtbank is dat minister Blok met de Regeling verder heeft ingegrepen dan nodig, althans dat topfunctionarissen van woningcorporaties onevenredig worden getroffen door de Regeling, zowel topfunctionarissen als onderdeel van de sector als geheel, als topfunctionarissen van sommige woningcorporaties ten opzichte van die van anderen.

Huiswerk overdoen

Minister Blok moet dus opnieuw, ditmaal aan de hand van de criteria van de artikelen 2.7 lid 1 en 2.9 lid 2 WNT nadere regels vaststellen. Het ligt voor de hand dat de minister ditmaal kiest om met de sector om tafel te gaan, hoewel hij hiertoe niet wettelijk verplicht is.

Commentaar

Naar mijn mening heeft de rechtbank de minister terecht op de vingers getikt, voor het “blok” gezet. De Regeling voor woningcorporaties is teveel haastwerk geweest, de minister moet zijn huiswerk overdoen. Een zorgvuldige voorbereiding van een ministerieel besluit, binnen de kaders van de formele wetgeving (WNT) en de verplichtingen die gelden op grond van verdragen, is essentieel in de rechtstaat. Dit geldt met name indien ingegrepen wordt in de contractsvrijheid tussen private partijen, en nog in versterkte mate indien inbreuk gemaakt wordt op het eigendomsrecht van artikel 1 EP EVRM. Deze juridische waarborgen gelden ook in de context van politieke besluitvorming met een groot maatschappelijk draagvlak.

Kortom, de uitspraak van de rechtbank Den Haag getuigt van onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht ten opzichte van de wetgevende en uitvoerende machten. Gelukkig waakt de rechtsprekende macht voor fundamentele rechtsbeginselen. Al met al een moedige, maar vooral ook terechte uitspraak.

De verwachting is dat minister Blok hoger beroep zal aantekenen, naar mijn verwachting zonder succes.

Ook in andere sectoren, bijvoorbeeld in de zorg, kan de minister een scherpere bezoldigingsnorm voor topfunctionarissen vaststellen. Ook dan gelden dezelfde wettelijke vereisten van de artikelen 2.6 lid 1 en 2.9 lid 2 WNT en verder die van artikel 1 EP EVRM.

Van verdere ontwikkelingen wordt u via deze kennisportal op de hoogte gehouden.

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found