Indien het winkelpand gebruikt moet worden volgens een bepaalde winkelformule, dan mag de winkelier deze formule aanpassen als dit gelet op de concurrentie nodig is, aldus de kantonrechter. Het vonnis is (nog) niet gepubliceerd.
De zaak
In deze zaak heeft de huurder van een pand in een winkelcentrum een deel van de door hemzelf aangebrachte inrichting vervangen door een nieuwe inrichting ten behoeve van de verkoop van een merk dat in die winkel nog niet eerder werd verkocht. Huurder heeft voor deze wijziging geen toestemming gevraagd van verhuurder. Verhuurder stelde zich op het standpunt dat huurder het gehuurde niet zonder toestemming van verhuurder mag verbouwen, veranderen of de uitstraling van het gehuurde wijzigen. Verhuurder vorderde in kortgeding – onder meer – herstel van het gehuurde in de staat zoals die was voor aanvang van de verbouwing en het gehuurde weer in te richten en te exploiteren conform de overeengekomen bestemming (te weten: de verkoop van producten conform een bepaalde formule). Volgens verhuurder had dat deel van het gehuurde waar de interieurwijziging had plaatsgevonden niet meer de uitstraling van de geëxploiteerde winkel en was door die gewijzigde uitstraling en de verkoop van het nieuwe merk de formule gewijzigd. Door die formulewijziging werd het gehuurde niet meer gebruikt conform de contractuele bestemming. Voor een dergelijk gewijzigd gebruik was toestemming nodig van de verhuurder, aldus verhuurder.
Winkelformule
In lijn met het door huurder gevoerde verweer heeft de kantonrechter de vorderingen van verhuurder afgewezen. Door de kantonrechter werd overwogen dat door huurder niet in strijd met haar contractuele verplichtingen werd gehandeld. Onderdeel van de formule is dat de door huurder verkochte merken en producten op verschillende wijzen worden gepresenteerd, waarbij aan het ene merk meer aandacht wordt besteed dan aan het andere merk. De opvallende wijze waarop dit nieuwe merk werd gepresenteerd is dan ook niet in strijd met de formule. Volgens de kantonrechter mag een dergelijke verkoopwijze – waarbij het ene product opvallender wordt gepresenteerd dan het andere product – niet door een verhuurder worden verboden. De kantonrechter overweegt daartoe:
“Verkopen is meer dan producten op een rij zetten in de hoop dat iemand er iets van zijn gading uitpikt. De klant moet verleid worden en verleiding is dus onderdeel van het verkoopproces en daarmee van de concurrentiestrijd. Dat houdt in dat het de winkelexploitant in beginsel ook niet onmogelijk mag worden gemaakt zijn “verleidingsmethoden” te veranderen als de concurrentie hem daartoe noopt, concurrentie die zelfs binnen het winkelcentrum volop aanwezig is. Een winkelexploitant moet bij zijn pogingen de aandacht van het cliënteel te trekken, niet gehinderd worden, mits hij het gehuurde niet beschadigt en binnen de grenzen blijft welke het huurcontract en de wet trekken”.
Commentaar
Het gebruik van het gehuurde conform een bepaalde formule impliceert niet een statisch gebruik. Huurder mag zijn verkoopmethoden en de presentatie van zijn producten aanpassen als dit gelet op de concurrentie nodig is. Een verhuurder mag daaraan een huurder niet in de weg staan. Toestemming hoeft dan ook niet gevraagd te worden, ook niet als (een deel van) de door huurder zelf aangebrachte inrichting gewijzigd wordt. Van belang is uiteraard wel dat het gehuurde zelf niet wordt aangetast door de verbouwingswerkzaamheden en huurder het gehuurde blijft gebruiken en ingericht houdt conform de contractueel overeengekomen bestemming.