Wijziging pensioenregeling nabestaandenpensioen: instemming partner vereist?

21 november 2014, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Het Witteveenkader 2015 heeft niet uitsluitend gevolgen voor de opbouw van het ouderdomspensioen, maar heeft ook behoorlijke gevolgen voor de hoogte van het nabestaandenpensioen. Voor medewerkers die meer dan € 100.000,-- verdienen zijn deze gevolgen nog meer voelbaar, nu zij niet uitsluitend geconfronteerd worden met een lager opbouwpercentage, maar tevens met een aftopping van het pensioengevend loon tot € 100.000,-- minus franchise. Zeker daar waar voor de hoogte van het nabestaandenpensio...
Frédérique Hoppers 
Frédérique Hoppers 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Het Witteveenkader 2015 heeft niet uitsluitend gevolgen voor de opbouw van het ouderdomspensioen, maar heeft ook behoorlijke gevolgen voor de hoogte van het nabestaandenpensioen. Voor medewerkers die meer dan € 100.000,-- verdienen zijn deze gevolgen nog meer voelbaar, nu zij niet uitsluitend geconfronteerd worden met een lager opbouwpercentage, maar tevens met een aftopping van het pensioengevend loon tot € 100.000,-- minus franchise. Zeker daar waar voor de hoogte van het nabestaandenpensioen uitgegaan wordt van het tot de pensioendatum nog te bereiken pensioen als de werknemer niet zou zijn overleden, leidt het nieuwe Witteveenkader tot een aanzienlijk lager nabestaandenpensioen. Moet de partner – gelet op deze verslechterde positie – eigenlijk zijn of haar instemming verlenen om de pensioenregeling (op het punt van het nabestaandenpensioen) vanaf 1 januari 2015 te kunnen aanpassen aan het nieuwe fiscale kader? Deze vraag wordt naar mijn mening te weinig gesteld.

Lager ouderdomspensioen: instemming werknemer vereist.

Op het moment dat de opbouw van de aanspraak op ouderdomspensioen verandert door de implementatie van het nieuwe fiscale kader, is instemming van de werknemer vereist. Een wijziging van de pensioenregeling impliceert namelijk een wijziging van de arbeidsvoorwaarde pensioen en dat kan in beginsel alleen met instemming van de werknemer. Voor zover die instemming ontbreekt, zou de werkgever deze arbeidsvoorwaarde eenzijdig kunnen wijzigen, mits de werkgever kan aantonen dat daarvoor een voldoende zwaarwichtig belang bestaat dat prevaleert boven het belang van de werknemer. Een werkgever die de pensioenregeling “slechts” in overeenstemming brengt met het fiscale kader zònder compenserende maatregelen te treffen voor de lagere pensioenopbouw (en daarmee: een lagere beloning), zal het waarschijnlijk zeer lastig krijgen bij deze belangenafweging.

Maar moet deze werkgever niet ook rekening houden met een instemming van de partner, omdat het gewijzigde fiscale kader tevens consequenties heeft voor de dekking van het nabestaandenpensioen? Met andere woorden: de pensioenregeling wijzigt niet uitsluitend op het vlak van het ouderdomspensioen, maar ook op het vlak van het nabestaandenpensioen. De partner wordt door deze wijziging getroffen. Ligt het daarom voor de hand dat de partner hiermee moet instemmen?

Lager nabestaandenpensioen: instemming partner vereist?

Het meest voor de hand ligt deze vraag ontkennend te beantwoorden. Niet de partner, maar uitsluitend de werknemer zelf is immers partij bij de pensioenovereenkomst die hij met zijn werkgever sluit. Tegelijkertijd echter zie ik ook een juridisch argument om de partner van de werknemer toch partij te laten zijn bij de pensioenovereenkomst. Doordat de pensioenregeling namelijk tevens rechten voor de partner creëert, zou je in de pensioenovereenkomst een derdenbeding kunnen lezen. Als de partner dit derdenbeding aanvaardt, dan betekent dit dat bij een wijziging van de pensioenregeling (in dit geval lagere aanspraak op nabestaandenpensioen) tevens een instemming van de partner – die immers partij is geworden via het derdenbeding – vereist is.

Of een partner via het derdenbeding partij is geworden bij de pensioenovereenkomst, is in de rechtspraak nog niet uitgemaakt. Wel heeft de rechter zich al eens uitgelaten over de vraag of de werknemer partij is geworden bij de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en de pensioenuitvoerder via het derdenbeding. De rechter kijkt daarbij kritisch naar de vraag of die derde (in dat geval de werknemer) daadwerkelijk het derdenbeding aanvaard heeft.

Als de partner niet om instemming is gevraagd voor de wijziging van de pensioenregeling, zal hij dus moeten aantonen dat hij partij is geworden bij de pensioenovereenkomst door aanvaarding van het derdenbeding. Voor zover een partner erin slaagt om zich via aanvaarding van het derdenbeding als partij bij de pensioenovereenkomst te voegen, zou de partner mogelijk instemmingsrecht kunnen claimen als de pensioenregeling (op het vlak van het nabestaandenpensioen) gewijzigd wordt.

Hoe hiermee in de praktijk om te gaan?

Als een partner niet om instemming gevraagd wordt en diezelfde partner dit later tracht aan te vechten (bijvoorbeeld als het nabestaandenpensioen tot uitkering komt en het fors lager blijkt te zijn door het nieuwe Witteveenkader), dan zou de partner zijn (juridische) argument nog wel eens kunnen vinden in de vereiste instemming door aanvaarding van het derdenbeding. Toch zie ik in dit risico niet direct aanleiding om standaard de instemming van de partner te vragen bij wijziging van de pensioenregeling op het vlak van het nabestaandenpensioen. Immers, een eens gegeven instemmingsrecht kan een niet terug te draaien instemmingsrecht impliceren. Met andere woorden: eens gegeven, altijd gegeven. Vraagt een werkgever of pensioenuitvoerder om instemming van de partner tot wijziging van de pensioenovereenkomst op het vlak van het nabestaandenpensioen en weigert die partner vervolgens die instemming, dan is het wellicht lastig voor diezelfde werkgever of pensioenuitvoerder om vervolgens het toegekende instemmingsrecht alsnog in te trekken. Weet dus waar u aan begint op het moment dat u besluit om toch instemming te vragen van de partner tot wijziging van de pensioenregeling. Overigens staat deze instemming los van een goede informatievoorziening. Het lijkt mij sowieso goed dat werkgevers en pensioenuitvoerders hun werknemers en partners actief informeren wat het nieuwe Witteveenkader betekent voor het nabestaandenpensioen, zodat zij geattendeerd zijn op het belang om hier zelf een voorziening voor te treffen.

Kortom: geef als werkgever/pensioenuitvoerder nadrukkelijk aandacht aan het verminderde nabestaandenpensioen als gevolg van het nieuwe Witteveenkader per 1 januari 2015.

Gerelateerd

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found