Op 24 januari 2014 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de reikwijdte van het instemmingsrecht dat de OR toekomt met betrekking tot de arbeidsvoorwaarde pensioen (artikel 27 WOR). Uit dit arrest blijkt dat het instemmingsrecht een ruime reikwijdte kent. Daarnaast kan uit dit arrest geconcludeerd worden dat een werkgever niet eenvoudig vervangende toestemming van de kantonrechter kan krijgen voor wijziging van het pensioenreglement.
Instemmingsrecht pensioenregeling
Stena Line heeft een verzekerde pensioenregeling voor o.a. het kantoorpersoneel. Op enig moment legt Stena Line aan de OR een voorgenomen besluit voor om in de pensioenregeling vast te leggen dat het pensioengevend salaris bestaat uit 12 x het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag (dus niet verhoogd met ORT). Achtergrond van dit voorgenomen besluit is dat het nooit de bedoeling van Stena Line is geweest dat de ORT onderdeel zou uitmaken van het pensioengevend salaris. De OR onthoudt instemming, waarna Stena Line de kantonrechter om toestemming vraagt de pensioenregeling op deze wijze vast te leggen. De kantonrechter weigert deze toestemming, maar het hof verleent alsnog toestemming. Het hof bestrijdt niet dat het besluit instemmingsplichtig is, maar is wel van oordeel dat de weigering van de OR onredelijk is gelet op de onbestreden stelling van Stena Line dat het nooit de bedoeling is geweest pensioenopbouw over de ORT te laten plaatsvinden.
De Hoge Raad stelt voorop dat het voorgenomen besluit instemmingsplichtig is. In het verweer van Stena Line dat pensioen een primaire arbeidsvoorwaarde is en de OR dientengevolge geen instemmingsrecht toekomt, gaat de Hoge Raad niet mee. De Hoge Raad verwijst in dit verband naar de parlementaire geschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van die wet onder ogen heeft gezien of een (wijziging in een) pensioenverzekeringsregeling dient te worden aangemerkt als een primaire arbeidsvoorwaarde. Uit de opsomming van instemmingsplichtige besluiten, waarin de wijziging van de verzekerde pensioenregeling terugkomt, valt volgens de Hoge Raad op te maken dat de wetgever een pensioenverzekeringsregeling heeft beschouwd als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Dit lijkt mij een terechte conclusie. Immers, als een wijziging van de pensioengrondslag geen wijziging van een verzekerde pensioenregeling in de zin van artikel 27 WOR is, welke wijziging kan dan nog wel onder dat artikel geschaard worden?
Vervolgens gaat de Hoge Raad in op de vraag wanneer aan de ondernemer toestemming verleend dient te worden tot het nemen van een besluit waarvoor geen (vereiste) instemming van de OR is verkregen. Eén van de gronden voor verlening van die toestemming is dat de beslissing van de OR om niet in te stemmen onredelijk is. Van zodanige onredelijkheid is pas sprake als de argumenten van de ondernemer voor het voorgenomen besluit zwaarder wegen dan de argumenten van de OR voor het onthouden van zijn instemming. De Hoge Raad concludeert dat het hof deze argumenten van de OR niet heeft betrokken in zijn beoordeling en vernietigt als gevolg daarvan de beschikking van het hof. Dit arrest toont maar weer eens aan dat zowel de werkgever als de OR er verstandig aan doen de argumenten voor hun beslissing goed voor het voetlicht te brengen.
Adviesrecht uitvoeringsovereenkomst
Het instemmingsrecht van de OR moet niet verward worden met het adviesrecht van de OR. Op grond van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur moet de OR in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen over (verlenging van) de uitvoeringsovereenkomst met een pensioenverzekeraar of PPI (principe D 9) en over het niveau van serviceverlening door de pensioenverzekeraar (D 10). Bij iedere wijziging van de pensioenregeling moet dus de vraag gesteld worden of de wijziging ziet op de inhoud van de pensioenregeling of op de uitvoering.
Bewustwording medezeggenschap
Werkgevers zijn lang niet altijd bedacht op de reikwijdte van de medezeggenschap bij pensioen. In deze zaak wijzigde de pensioenregeling door in de pensioenovereenkomst op te nemen dat de ORT geen onderdeel uitmaakt van de pensioengrondslag. Een wijziging van de pensioenregeling is echter in veel meer situaties aan de orde. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een wijziging van de franchise, dat gebeurt soms zelfs jaarlijks. Of een wijziging van de premiestaffel, dat is door gewijzigde fiscale regelgeving eveneens aan de orde van de dag. Ook in die situaties dient rekening te worden gehouden met het instemmingsrecht van de OR. Medezeggenschap is dus eerder aan de orde dan veelal verondersteld.
De advocaten van Dirkzwager adviseren regelmatig over deze medezeggenschapstrajecten. Zowel hun expertise in het arbeidsrecht als in het pensioenrecht komen daarbij uitstekend van pas.
Instemmingsrecht pensioenregeling
Stena Line heeft een verzekerde pensioenregeling voor o.a. het kantoorpersoneel. Op enig moment legt Stena Line aan de OR een voorgenomen besluit voor om in de pensioenregeling vast te leggen dat het pensioengevend salaris bestaat uit 12 x het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag (dus niet verhoogd met ORT). Achtergrond van dit voorgenomen besluit is dat het nooit de bedoeling van Stena Line is geweest dat de ORT onderdeel zou uitmaken van het pensioengevend salaris. De OR onthoudt instemming, waarna Stena Line de kantonrechter om toestemming vraagt de pensioenregeling op deze wijze vast te leggen. De kantonrechter weigert deze toestemming, maar het hof verleent alsnog toestemming. Het hof bestrijdt niet dat het besluit instemmingsplichtig is, maar is wel van oordeel dat de weigering van de OR onredelijk is gelet op de onbestreden stelling van Stena Line dat het nooit de bedoeling is geweest pensioenopbouw over de ORT te laten plaatsvinden.
De Hoge Raad stelt voorop dat het voorgenomen besluit instemmingsplichtig is. In het verweer van Stena Line dat pensioen een primaire arbeidsvoorwaarde is en de OR dientengevolge geen instemmingsrecht toekomt, gaat de Hoge Raad niet mee. De Hoge Raad verwijst in dit verband naar de parlementaire geschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van die wet onder ogen heeft gezien of een (wijziging in een) pensioenverzekeringsregeling dient te worden aangemerkt als een primaire arbeidsvoorwaarde. Uit de opsomming van instemmingsplichtige besluiten, waarin de wijziging van de verzekerde pensioenregeling terugkomt, valt volgens de Hoge Raad op te maken dat de wetgever een pensioenverzekeringsregeling heeft beschouwd als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Dit lijkt mij een terechte conclusie. Immers, als een wijziging van de pensioengrondslag geen wijziging van een verzekerde pensioenregeling in de zin van artikel 27 WOR is, welke wijziging kan dan nog wel onder dat artikel geschaard worden?
Vervolgens gaat de Hoge Raad in op de vraag wanneer aan de ondernemer toestemming verleend dient te worden tot het nemen van een besluit waarvoor geen (vereiste) instemming van de OR is verkregen. Eén van de gronden voor verlening van die toestemming is dat de beslissing van de OR om niet in te stemmen onredelijk is. Van zodanige onredelijkheid is pas sprake als de argumenten van de ondernemer voor het voorgenomen besluit zwaarder wegen dan de argumenten van de OR voor het onthouden van zijn instemming. De Hoge Raad concludeert dat het hof deze argumenten van de OR niet heeft betrokken in zijn beoordeling en vernietigt als gevolg daarvan de beschikking van het hof. Dit arrest toont maar weer eens aan dat zowel de werkgever als de OR er verstandig aan doen de argumenten voor hun beslissing goed voor het voetlicht te brengen.
Adviesrecht uitvoeringsovereenkomst
Het instemmingsrecht van de OR moet niet verward worden met het adviesrecht van de OR. Op grond van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur moet de OR in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen over (verlenging van) de uitvoeringsovereenkomst met een pensioenverzekeraar of PPI (principe D 9) en over het niveau van serviceverlening door de pensioenverzekeraar (D 10). Bij iedere wijziging van de pensioenregeling moet dus de vraag gesteld worden of de wijziging ziet op de inhoud van de pensioenregeling of op de uitvoering.
Bewustwording medezeggenschap
Werkgevers zijn lang niet altijd bedacht op de reikwijdte van de medezeggenschap bij pensioen. In deze zaak wijzigde de pensioenregeling door in de pensioenovereenkomst op te nemen dat de ORT geen onderdeel uitmaakt van de pensioengrondslag. Een wijziging van de pensioenregeling is echter in veel meer situaties aan de orde. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een wijziging van de franchise, dat gebeurt soms zelfs jaarlijks. Of een wijziging van de premiestaffel, dat is door gewijzigde fiscale regelgeving eveneens aan de orde van de dag. Ook in die situaties dient rekening te worden gehouden met het instemmingsrecht van de OR. Medezeggenschap is dus eerder aan de orde dan veelal verondersteld.
De advocaten van Dirkzwager adviseren regelmatig over deze medezeggenschapstrajecten. Zowel hun expertise in het arbeidsrecht als in het pensioenrecht komen daarbij uitstekend van pas.
Gerelateerd
Pensioen en beloning