Wijzigen van bestemmingsplannen; wanneer kan dat?

28 januari 2022, laatst geüpdatet 11 september 2024
Een bestemmingsplan kan ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage is gelegd gewijzigd worden vastgesteld door de raad. Ook kan zich de situatie voordoen dat nádat het bestemmingsplan is vastgesteld, hangende de beroepsprocedure de raad een nieuw besluit tot wijziging van het plan neemt (ook wel: herstelbesluit). In beginsel dient de raad bij het doorvoeren van deze wijzigingen de bestemmingsplanprocedure opnieuw te doorlopen. Daarop zijn echter enkele uitzonderingen mogelijk.
In dit artikel

Gewijzigde vaststelling; wezenlijk ander plan?

Een bestemmingsplan wordt met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorbereid. Deze procedure vangt aan met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Daartegen kan iedereen zienswijzen indienen. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen kan de raad bij vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp, maar ambtshalve wijzigingen zijn eveneens heel gebruikelijk. Deze afwijkingen van het ontwerp mogen naar aard en omvang echter niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, anders dan dient de wettelijke procedure (met inbegrip van de terinzagelegging van het ontwerp en de mogelijkheid van zienswijzen) opnieuw te worden doorlopen.

Uit de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) kan worden afgeleid dat van “een wezenlijk ander plan” niet snel sprake is. In de regel zijn de afwijkingen naar aard en omvang niet zodanig groot zolang het ontwerpplan en het vastgestelde plan in de kern nog steeds betrekking hebben op dezelfde ontwikkeling en/of de wijzigingen slechts een klein deel van het plangebied beslaan. Ter illustratie de volgende twee uitspraken:

ABRvS 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:744:
“De afwijkingen van de ontwerpen zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat wezenlijk andere plannen voorliggen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de hoofdstructuur van de plannen niet is gewijzigd, nu zowel de ontwerpen als de vastgestelde plannen op de verbreding van de spoorlijn en de Driebergseweg/Hoofdstraat zien. Voorts hebben de wijzigingen slechts betrekking op een beperkt gedeelte van het plangebied.”

ABRvS 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9958:
"Vaststaat dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Hetgeen de Stichting heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het plan geen verandering brengt in het gebruik van het perceel, dat bestemd blijft voor maatschappelijke doeleinden. Ook is de omvang van de wijziging waarop de Stichting doelt, in het licht bezien van de totale omvang van het plangebied, beperkt.”

Herstelbesluit & wijzigingen

Nadat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is genomen, kan de raad hangende de beroepsprocedure bij de ABRvS ook nog wijzigingen doorvoeren in het plan. De beroepsgronden kunnen hier onder meer aanleiding toe geven. De raad kan dan een herstelbesluit nemen, bijvoorbeeld om tegemoet te komen aan de wensen van appellanten of om bepaalde gebreken te repareren. Dit herstelbesluit strekt ertoe om het bestemmingsplan met toepassing van artikel 3.1 Wro opnieuw (gewijzigd) vast te stellen. Dit kwalificeert als een vervangend c.q. herstelbesluit als bedoeld in artikel 6:19 Awb. Dit artikel is van processuele aard en bepaalt dat de ingediende beroepen tegen het vaststellingsbesluit van rechtswege mede betrekking hebben op het herstelbesluit.

Procedureel

De hoofdregel is dat de raad dit herstelbesluit dient voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 Awb. Met andere woorden: een ontwerp van het herstelbesluit moet ter inzage worden gelegd, waartegen opnieuw zienswijzen kunnen worden ingediend. In onder andere een uitspraak van 8 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1080) overwoog de ABRvS dat daarop twee uitzonderingen mogelijk zijn:

11.1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie de tussenuitspraak van 22 februari 2012 in zaak nr. 201012762/1/T1/R1 en de uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201304185/1/R4, www.raadvanstate.nl) volgt dat een bestuursorgaan een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb dat strekt tot wijziging van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, in beginsel dient voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb indien het oorspronkelijke besluit met toepassing van die afdeling is voorbereid. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. De raad kan na de vaststelling van het plan waarbij de zienswijze van een appellant niet of niet geheel is gehonoreerd, alsnog besluiten dat deze zienswijze dient te leiden tot een aanpassing van het plan, mits deze aanpassingen naar aard en omvang niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld. Verder wordt als uitzondering aangenomen de situatie dat het besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb wijzigingen van ondergeschikte aard bevat die de raad zonder dat de tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen daartoe aanleiding gaven, in het plan wil doorvoeren.

Beoordeeld moet dus te worden of de aanpassingen naar aard en omvang niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld (ingeval zienswijzen alsnog worden gehonoreerd), dan wel of de wijzigingen van ondergeschikte aard zijn (ingeval de raad ambtshalve wijzigingen doorvoert). Gelet op deze bewoordingen verbaast het niet dat de speelruimte van de raad om in een herstelbesluit ambtshalve wijzigingen door te voeren minder groot is dan wanneer er aanpassingen worden gedaan om aan de wensen van appellanten tegemoet te komen. Dat is een verschil met de gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerpplan: dan worden ambtshalve wijzigingen beoordeeld in het kader van “een wezenlijk ander plan”.

Meer weten?

Wilt u meer weten over bestemmingsplannen of wijziging hiervan hangende een procedure? Neem dan contact op met Joyce de Bruijn of een van de andere specialisten van Dirkzwager.

Voorbereiding voorkeursbeschikking: uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet van toepassing!

In onze gemeentepraktijk adviseren wij regelmatig over de vestiging van een voorkeursrecht en over de aanpak van een gebiedsontwikkeling nadat een...

Koninklijk Besluit onteigening Rijnhaven-Oost: zorgen over alternatieve locatie en niet passende plannen voor zelfrealisatieplannen

Op grond van het overgangsrecht bij de Omgevingswet worden alle onteigeningsverzoeken die voor 1 januari 2024 bij de Corporate Dienst zijn ingediend nog...
Bedrijventerrein Den Haag

Onteigening: verkoop is geen zelfrealisatie!

Onteigening; Koninklijk Besluit 22 oktober 2024 gemeente Echt-Susteren: verkoop is geen zelfrealisatie. Een heel interessant Koninklijk Besluit omdat de Kroon...

Verkoper aansprakelijk door mededelingen over bodemverontreiniging?

Indien de koper van onroerend goed na aankoop ontdekt dat er bodemverontreiniging aanwezig is, zal hij vaak proberen zijn schade te verhalen op de verkoper....

De Afdeling bevestigt: stikstofruimte van de 100 km-maatregel mag niet worden gebruikt

Sinds 24 maart 2020 kunnen natuurvergunningen worden aangevraagd op basis van het stikstofregistratiesysteem (SSRS). Een van de eerste maatregelen die door het...
Zonsondergang horizon - natura 2000 gebied

Het additionaliteitsvereiste bij stikstof: wanneer is extern salderen bij een project nu mogelijk?

Een project mag niet leiden tot aantasting van een Natura 2000-gebied. Een van de manieren om dit te bereiken is door middel van externe saldering. Deze manier...
No posts found