De WHOA is een uitstekend instrument om schulden te saneren en een faillissement te voorkomen. In de praktijk blijkt dat in veel gevallen schuldeisers bereid zijn om zonder tussenkomst van een rechter in te stemmen met een akkoord als dat in de vorm van een WHOA-akkoord is gegoten. Het is dan niet noodzakelijk het akkoord te laten homologeren. Het akkoord komt dan tot stand zonder dat daarvoor enige vorm van ‘dwang’ nodig is.
NOW-schuld
Een belangrijke schuldeiser in veel WHOA-trajecten is UWV. Veel ondernemingen hebben in de afgelopen jaren immers gebruik gemaakt van coronasteun in de vorm van een tegemoetkoming op grond van de NOW-regeling. Op het moment dat er gebruik is gemaakt van de NOW-regeling, moet het op grond van die regeling verkregen voorschot op enig moment definitief worden vastgesteld. Als blijkt dat er een te hoog voorschot is ontvangen of als er geen definitieve aanvraag NOW is gedaan, zal het verschil (of mogelijk zelfs het volledige voorschot) moeten worden terugbetaald. Er ontstaat dan een NOW-schuld.
Gedeeltelijke kwijtschelding NOW-schuld
Op de website van UWV staat vermeld welke mogelijkheden er zijn een NOW-schuld kwijt te laten schelden. Het bericht op deze website lijkt echter weinig hoopgevend:
“In het algemeen geldt dat wij een NOW-schuld niet mogen kwijtschelden, ook niet voor een deel. Wij zijn daarom verplicht om ervoor te zorgen dat u het te veel betaalde bedrag aan ons terugbetaalt.”
Gelukkig zijn er uitzonderingen, zo vermeldt UWV ook zelf. UWV noemt twee mogelijkheden om tot gedeeltelijke kwijtschelding van een NOW-schuld over te gaan. 1) via de WHOA en 2) via de bestuursrechtelijke route (door middel van een verzoek om kwijtschelding op grond van art. 4:94 Awb).
Uitspraak rechtbank Amsterdam
UWV erkent dus dat er mogelijkheden zijn om door middel van de WHOA tot sanering van NOW-schulden over te gaan. Er wordt echter niet altijd even goed met een WHOA-traject meegewerkt. Een mooi voorbeeld van een uitspraak waarin UWV door de rechtbank in het ongelijk wordt gesteld, is de volgende recent gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Amsterdam (uitspraak, d.d. 1 feb 2023, gepubliceerd 2 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:569).
Standpunt UWV
In die procedure stelde UWV zich op het standpunt dat als er nog geen aanvraag is ingediend, voor de berekening van de vordering in het WHOA-traject ervan uit moet worden gegaan dat het volledig verstrekte bedrag moet worden terugbetaald. Dit zou op dat moment de meest accurate weergave van het vorderingsbedrag zijn, omdat:
“(..) in de situatie waarin een onderneming niet op tijd een aanvraag indient het UWV de NOW ambtshalve op nihil vaststelt. Dit betekent dat het totaal aan ontvangen voorschotten moet worden terugbetaal d.”
Verder voerde UWV aan dat wanneer ervoor wordt gekozen een vordering uit één of meerdere NOW-tranches op te nemen in een WHOA-traject beleid is dat met het akkoord er een definitief einde komt aan de subsidierelatie. Het zou daarna niet meer mogelijk zijn om nog een aanvraag tot vaststelling in te dienen over de betreffende NOW-tranche.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat hier niet in mee en overweegt het volgende. Er is geen wettelijke grondslag voor het beleid van UWV om de subsidieregeling te beëindigen als een van haar vorderingen in een WHOA-akkoord wordt betrokken. Op het moment dat aan de gestelde voorwaarden van de NOW-regeling wordt voldaan, zal het UWV - indien er een verzoek tot definitieve vaststelling wordt gedaan - een beslissing moeten nemen. Ook in geval van faillissement van een schuldenaar staat het de schuldenaar nog steeds vrij om vaststellingsverzoeken tot verlening van een definitieve toekenning van de NOW-subsidie bij UWV in te dienen.
Verder overweegt de rechtbank dat het in het kader van een WHOA-procedure niet aan de rechter is om de geldigheid van een vordering te toetsen. De rechter kan slechts worden verzocht zich uit te laten over de toelating van een schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming. Dit is gebaseerd op de hoogte van het bedrag van de vordering. Als de hoogte nog niet vast staat, dan kan de rechter bepalen of en tot welk bedrag de schuldeiser meedoet. Uitgangspunt hierbij is dat een zo'n reëel mogelijke schatting moet worden gemaakt van het uiteindelijke verschuldigde bedrag. De beslissing heeft slechts een procedureel effect en heeft geen invloed op de vaststelling van de vordering of het recht, aldus de rechtbank.
In deze casus had de verzoeker gebruik gemaakt van de door UWV verstrekte tool om de vordering te berekenen. De rechtbank passeert de stelling van UWV dat deze tool niet tot een betrouwbare schatting zou leiden omdat de toets niet alles omvattend is en in de praktijk de uitkomsten nogal eens uiteen zouden lopen. UWV heeft namelijk onvoldoende aangetoond dat de berekening niet juist is en ook geen tegenberekening gemaakt.
Conclusie
UWV krijgt van de rechtbank twee tikken op de vingers. Een voor het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het gevoerde beleid en een voor het onvoldoende gemotiveerd betwisten van de hoogte van de vordering waarvoor zij in het WHOA-akkoord moet worden toegelaten.
Hoewel het beleid van UWV (op dit punt) inmiddels lijkt te zijn aangepast, is het voor een verzoeker in een WHOA-traject van belang door UWV ingenomen stellingen goed te toetsen. Wij verwachten dat er in de toekomst meer uitspraken zullen volgen waarin het beleid van UWV wordt getoetst.
Vragen over het saneren van schulden? Bijvoorbeeld door een buitengerechtelijk- of een WHOA-akkoord? Neem dan contact met ons op.