Wettelijke rente bij contractuele schadeclaim, geen handelsrente

1 februari 2016, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Wettelijke rente is een gestandaardiseerde vergoeding voor vertraging in de nakoming van een betalingsverplichting. Daarmee worden allerhande ongrijpbare discussies voorkomen. Denk aan een partij die te laat betaald krijgt en dan betoogt dat bij tijdige betaling een super renderende investering zou zijn gedaan die men nu niet heeft kunnen doen. Hoe stel je vast dat het geld daarvoor was gebruikt? Of de vertraging bij een belangrijk zakelijk gesprek doordat je bent aangereden? Dat is onbegonne...
Joost Bindels
Joost Bindels
Advocaat - Partner
In dit artikel
Wettelijke rente is een gestandaardiseerde vergoeding voor vertraging in de nakoming van een betalingsverplichting. Daarmee worden allerhande ongrijpbare discussies voorkomen. Denk aan een partij die te laat betaald krijgt en dan betoogt dat bij tijdige betaling een super renderende investering zou zijn gedaan die men nu niet heeft kunnen doen. Hoe stel je vast dat het geld daarvoor was gebruikt? Of de vertraging bij een belangrijk zakelijk gesprek doordat je bent aangereden? Dat is onbegonnen werk en daarom kent de wet sinds jaar en dag een systeem van gefixeerde vergoeding, de wettelijke rente.

Handelsrente
De wet kent sinds het begin van dit millennium, als uitvloeisel van Europese regelgeving, een tweede vorm, de wettelijke handelsrente. De ´gewone´ wettelijke rente is geregeld in art. 6:119 BW, de handelsrente in art. 6:119a BW. Er zijn twee relevante verschillen, het toepassingsbereik en de hoogte van de rente. Het toepassingsbereik voor de handelsrente is beperkt tot handelstransacties. Dat is niet alleen koop, maar elke overeenkomst waarbij tenminste een zakelijk handelende partij betrokken is en waarbij het gaat om een prestatie die bestaat uit geven of een doen en waar een bate tegenover staat.

Rentepercentage
De gewone wettelijke rente schommelt de laatste jaren rond de twee tot drie procent, de handelsrente rond de acht procent. Schuldeisers vorderen daarom bij voorkeur die hogere handelsrente.

De Hoge Raad
Op 15 januari 2016 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin twee principiële vragen over de toepassing van de handelsrente zijn beantwoord.

Het eerste punt betreft het toepassingsbereik van de aanspraak op de hogere handelsrente. Er was een handelstransactie die vanwege een toerekenbare tekortkoming was ontbonden. De ontbindende partij vorderde schadevergoeding en over die schadevergoeding in hoofdsom de handelsrente. De Hoge Raad wees de aanspraak op handelsrente af. Dragende overweging daarvoor was dat het geen vordering tot nakoming betrof die vertraagd was, maar een vordering tot schadevergoeding. Daarmee viel de vordering onder het systeem van de gewone wettelijke rente volgens de Hoge Raad. Voor een partij die een handelsovereenkomst ontbindt kan dat reden zijn af te zien van ontbinding en de vordering tot nakoming te handhaven. Omgekeerd kan het voor een partij die voorziet dat zij tekort gaat schieten reden zijn de overeenkomst zelf te ontbinden.

De tweede vraag die werd beantwoord was de vraag of de vordering die alleen zag op art. 6:119a BW handelsrente, ook de – lagere – aanspraak op de gewone wettelijke rente van art. 6:119 BW inhield. Die was niet gevorderd, de vordering noemde slechts de aanspraak op handelsrente. Waar die niet toewijsbaar was had dat tot een afwijzing van de renteaanspraak als geheel kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde echter dat wie het meerdere vordert ook het mindere vordert, en las in de aanspraak op de handelsrente ook een aanspraak op de gewone rente.

Nog even terug naar de handelsrente, dat is regelend recht en dat betekent dat partijen contractueel een andere regeling overeen kunnen komen indien zij dat wensen.

Gerelateerd