Inleiding
In onze vorige artikelen in deze reeks over het Wetsvoorstel betreffende de wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (hierna: “Wetsvoorstel”) bespraken wij de (wettelijke) definitie van franchise en de verplichtingen die onder het Wetsvoorstel gelden in de periode voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. In dit derde artikel zullen we in navolging daarop de belangrijkste verplichtingen uit het Wetsvoorstel bespreken die gelden tijdens looptijd van de franchiseovereenkomst.
Verplichtingen tijdens looptijd franchiseovereenkomst
Informatieverplichtingen
Na het sluiten van de franchiseovereenkomst blijft de verplichting van goed franchisegever/goed franchisenemer en de algemene informatieplicht bestaan. Het Wetsvoorstel bepaalt daarnaast specifiek dat de franchisegever en franchisenemer elkaar moeten informeren bij wijzigingen in hun financiële positie waardoor de franchiseovereenkomst niet ongewijzigd zou kunnen worden voortgezet. Daarnaast moeten franchisegever en franchisenemer elkaar informeren bij beoogde handelingen die de franchiseformule of de exploitatie daarvan kunnen aantasten. Bovendien verplicht het Wetsvoorstel de franchisegever om de franchisenemer te informeren over beoogde wijzigingen in de franchiseovereenkomst en over investeringen die de franchisegever van de franchisenemer vraagt.
Inhoud van de franchiseovereenkomst
Goodwillregeling
Het Wetsvoorstel stelt ook eisen aan de inhoud van de franchiseovereenkomst. Zo moet de franchiseovereenkomst bepalen (a) op welke wijze wordt vastgesteld welke goodwill aanwezig is in de franchiseonderneming, (b) dat en hoe de goodwill die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer ook wordt vergoed aan die franchisenemer en (c) dat er minstens ieder jaar een overleg plaatsvindt tussen de franchisenemer en franchisegever. De goodwillregeling kan veel onduidelijkheid voorkomen bij de beëindiging van de franchiseovereenkomst doordat partijen vooraf weten op welke manier bij beëindiging van de franchiseovereenkomst de opgebouwde goodwill wordt vergoed aan de franchisenemer. Het Wetsvoorstel voorziet overigens niet in een berekeningsmethodiek voor de goodwillvergoeding.
Exclusiviteit & non-concurrentie
Het Wetsvoorstel beschermt de franchisenemer ook door eisen te stellen aan het exclusiviteitsbeding en het non-concurrentiebeding. Zo moet het exclusiviteitsbeding de in het handelsverkeer gebruikelijke voorwaarden bevatten. Volgens de Memorie van Toelichting wordt met het begrip ‘in het handelsverkeer gebruikelijke voorwaarden’ bedoelt dat de afnameverplichting in een redelijke verhouding moet staan tot hetgeen binnen vergelijkbare franchiserelaties gebruikelijk is. Het Wetsvoorstel probeert daarmee te voorkomen dat er excessieve kwantitatieve exclusieve afnamebedingen worden afgesproken. Het non-concurrentiebeding wordt beperkt in duur en het geografische bereik. Dit komt neer op een non-concurrentiebeding van maximaal één jaar, te rekenen vanaf de eerste dag na beëindiging van de franchiseovereenkomst. Geografisch mag de concurrentie tijdens deze periode alleen verboden of beperkt worden voor het contractuele exclusiviteitsgebied waarbinnen de franchisenemer tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst actief was. De wettelijke vereisten hebben als gevolg dat de franchisegever rekening moet houden met de belangen van de franchisenemer bij het opstellen van deze bedingen en op deze punten minder onderhandelingsmogelijkheden heeft bij het aangaan van de franchiseovereenkomst.
Toestemming wijzigingen franchiseformule
Het Wetsvoorstel beperkt de franchisegever aanzienlijk in zijn mogelijkheden de franchiseformule eenzijdig te wijzigen. Zo vergt het wijzigen van de franchiseovereenkomst en beoogde handelingen die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de exploitatie van de franchiseformule, instemming van het vertegenwoordigde orgaan van franchisenemers of – als er geen orgaan is – van de franchisenemer zelf. Hierdoor kan een franchisegever niet langer eenzijdig de veranderingen maken die hij wil en worden franchisenemers beschermd tegen bijvoorbeeld het verplicht moeten doen van een grote investering. Dit heeft echter als gevolg dat de franchisegever een groot deel van zijn zeggenschap over de franchise(formule) verliest. Bovendien verliest de franchisegever hierdoor slagvaardigheid. Een beslissing snel doorvoeren zal lastiger zijn, met name als er een vertegenwoordigend orgaan bestaat. Dit orgaan kan door het onthouden van toestemming vele veranderingen of handelingen tegenhouden en hierdoor onder meer innovatie van de franchise bemoeilijken.
Slotopmerkingen
In drie artikelen hebben wij al enkele belangrijke ins en out van het Wetsvoorstel besproken. Een eerste conclusie die wij kunnen trekken is dat het Wetsvoorstel de ondernemingsvrijheid van franchisegevers aantast. Weliswaar worden franchisenemers met dit Wetsvoorstel beter beschermd door meer informatieverstrekking, maar of dit de franchisenemer per saldo veel voordeel oplevert zal de praktijk moeten uitwijzen.
Tijdens ons seminar Franchise van 24 september 2019 zullen wij uitgebreider ingaan op het Wetsvoorstel en de regels die op dit moment voor franchising gelden. Heeft u interesse dit seminar kosteloos bij te wonen? Meld u dan aan via deze link.