Wet pensioencommunicatie door Tweede Kamer aangenomen

10 maart 2015, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
De Tweede Kamer heeft op 5 maart jl. unaniem ingestemd met het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma om de pensioencommunicatie van pensioenuitvoerders te verbeteren. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de communicatie te verbeteren door deze meer aan te laten sluiten bij de wensen van de deelnemers en duidelijker te communiceren over onzekerheden. In deze bijdrage zal worden ingezoomd op de achtergrond van het wetsvoorstel, de concrete wetswijzigingen en de betekenis van het wetsvo...
Frédérique Hoppers 
Frédérique Hoppers 
Advocaat - Partner
In dit artikel
De Tweede Kamer heeft op 5 maart jl. unaniem ingestemd met het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma om de pensioencommunicatie van pensioenuitvoerders te verbeteren. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de communicatie te verbeteren door deze meer aan te laten sluiten bij de wensen van de deelnemers en duidelijker te communiceren over onzekerheden. In deze bijdrage zal worden ingezoomd op de achtergrond van het wetsvoorstel, de concrete wetswijzigingen en de betekenis van het wetsvoorstel voor de werkgever. Weliswaar wordt in het wetsvoorstel ingezoomd op de communicatie vanuit de pensioenuitvoerder, maar het wetsvoorstel heeft ook consequenties voor de communicatie door de werkgever.

Achtergrond wetsvoorstel

Het pensioenbewustzijn van de Nederlanders is laag. Weliswaar zijn er informatie-uitingen, zoals het UPO en de startbrief, maar deze worden lang niet altijd begrijpelijk bevonden. Bovendien blijkt uit deze informatie-uitingen soms een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen en wordt er onvoldoende inzicht geboden in de risico’s. Doelstelling van het wetsvoorstel is dan ook het bewerkstelligen van een zodanige pensioencommunicatie dat de pensioendeelnemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en zich bewust is van de risico’s van de pensioenvoorziening. Daarnaast moet de pensioen­communicatie de deelnemer laten zien welke keuzemogelijkheden hij heeft. Het bieden van handelingsperspectief wordt essentieel bevonden bij het bereiken van de pensioendeelnemer. Het perspectief van de deelnemer staat dus centraal in de nieuwe wetgeving.

Hoofdelementen van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel valt in 6 elementen onder te verdelen:

  1. Algemene eisen aan pensioencommunicatie;

  2. Meer mogelijkheden tot digitale verstrekking en aanbieding van informatie;

  3. Beschikbaar zijn van basisinformatie over de pensioenregeling;

  4. Een jaarlijks pensioenoverzicht van de opbouwde pensioenaanspraken;

  5. Uitbreiding van het pensioenregister;

  6. Inzicht in de koopkracht en risico’s van het toekomstig pensioeninkomen.


Hoewel bovengenoemde elementen nauw met elkaar samenhangen, zullen in het onderstaande per element de belangrijkste wijzigingen toegelicht worden.

Ad 1. Algemene eisen pensioencommunicatie

De huidige Pensioenwet kent de open norm dat de communicatie tijdig, duidelijk en begrijpelijk moet zijn. De beoogde nieuwe pensioenwetgeving gaat uit van de normen tijdig, duidelijk, correct en evenwichtig. Daarnaast wordt in de beoogde nieuwe pensioenwetgeving opgenomen dat de communicatie moet aansluiten op de behoeften en kenmerken van de deelnemer en het bevorderen van de keuzemogelijkheden van de pensioenregeling en in de gevolgen van belangrijke levensgebeurtenissen.

Deze normen gelden specifiek voor de pensioenuitvoerder. In het (nieuwe) artikel 48 Pensioenwet staat namelijk vermeld dat de informatie die de pensioenuitvoerder beschikbaar stelt correct, duidelijk en evenwichtig moet zijn.

Ad 2. Meer mogelijkheden digitale verstrekking

Artikel 49 van de Pensioenwet wordt aangepast, in die zin dat de pensioenuitvoerder mag kiezen tussen een schriftelijke of een digitale informatieverstrekking. De huidige pensioenwetgeving heeft daarentegen als uitgangspunt dat de pensioeninformatie schriftelijk verstrekt moet worden, tenzij de deelnemer expliciet toestemming geeft voor digitale verstrekking. Betekent dit nu dat deelnemers in de nieuwe pensioenwetgeving een elektronische verstrekking moeten ‘dulden’? Dit is niet het geval. Op basis van het wetsvoorstel kunnen deelnemers bezwaar maken tegen de elektronische verstrekking en moet het mogelijk blijven om informatie schriftelijk te verstrekken aan degenen die dat liever willen. Deze digitale verstrekking speelt bijvoorbeeld een rol bij de basisinformatie over de pensioenregeling die bij indiensttreding door de pensioenuitvoerder verstrekt moet worden. Ook kan gedacht worden aan de periodiek te verstrekken informatie (zoals de jaarlijkse pensioenoverzichten).

Het wetsvoorstel heeft voor wat betreft de digitale verstrekking ook gevolgen voor de werkgever. De werkgever moet op grond van het huidige artikel 7 Pensioenwet de werknemer binnen één maand na aanvang van de werkzaamheden informeren over het al dan niet doen van een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst. Nu nog staat in artikel 7 Pensioenwet vermeld dat de werkgever dit schriftelijk moet doen. De Pensioenwet wordt uitgebreid, in die zin dat de werkgever ook de mogelijkheid heeft om de werknemer dit via de elektronische weg te laten weten. Opvallend is overigens dat specifiek voor deze situatie, de medewerker uitdrukkelijk moet instemmen met het elektronisch verstrekken van de informatie. De regel dat elektronische informatie is toegestaan, tenzij de medewerker bezwaar heeft gemaakt, geldt dus uitsluitend voor de relatie deelnemer-pensioenuitvoerder.

Digitale verstrekking bestaat overigens niet slechts uit het bieden van de mogelijkheid om informatie te ‘halen’. Het uitsluitend opnemen van informatie op een website is dus onvoldoende. De pensioenuitvoerder zal een aanvullende handeling moeten verrichten, die maakt dat de informatie ‘gebracht’ wordt. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is informatiever­strekking via de e-mail. Dat roept tegelijkertijd de vraag op wat de consequenties zijn, indien een deelnemer een bericht niet krijgt, bijvoorbeeld omdat hij van e-mailadres is gewisseld. De wetgever merkt op dat het wenselijk is dat pensioenuitvoerders zoveel mogelijk gaan werken met een Berichtenbox van mijnoverheid.nl. Vanuit de Berichtenbox kunnen attenderingsmails of andere elektronische berichten worden verstuurd naar de deelnemer, met de melding dat een bericht klaar staat.

Ad 3. Basisinformatie over de pensioenregeling

De huidige pensioenwetgeving gaat er nu nog van uit dat de basisinformatie over de pensioen­regeling uitsluitend verstrekt moet worden bij indiensttreding, in de startbrief. De wetgever vindt het onwenselijk dat uitsluitend op dat moment een verplichte communicatie-uitlating over de basispensioenregeling plaatsvindt. Tegen deze achtergrond heeft de wetgever in het wetsvoorstel laten terugkomen de verplichting van de pensioenuitvoerder om ook op de openbare website van de uitvoerder basisinformatie over de pensioenregeling te verstrekken (zie artikel 46a van de beoogde nieuwe Pensioenwet).

Ook deze regeling heeft consequenties voor de werkgever, nu de werkgever in de beoogde nieuwe pensioenwetgeving de verplichting opgelegd krijgt om ervoor zorg te dragen dat de werknemer (via de pensioenuitvoerder) een brief krijgt met basisinformatie over de pensioenregeling, waarin de werknemer tevens moet worden gewezen op de website van de pensioenuitvoerder.

De zogenoemde startbrief zal overigens beperkter van omvang worden. Uit onderzoek is gebleken dat de huidige startbrief te lang en te weinig aansprekend wordt bevonden, met als gevolg dat deel­nemers de startbrief vaak niet lezen. Het aantal verplichte informatie-elementen bij indienst­treding wordt beperkt. Zo hoeft bijvoorbeeld in deze brief geen informatie meer verschaft te worden over de toeslagverlening en de omstandigheden die het functioneren van de pensioenuitvoerder raken. Daarvoor in de plaats komt overigens wel een tweetal andere verplichte elementen van informatieverstrekking. Zo moeten in de basisinformatie over de pensioenregeling de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden geschetst die een actie van hem zouden kunnen vergen. In de basisinformatie moet daarnaast duidelijk een verwijzing moeten worden opgenomen naar de website van het pensioenregister en (zoals gezegd) de website van de pensioenuitvoerder.

In de parlementaire geschiedenis wordt overigens ook expliciet aandacht besteed aan de rol van de werkgever. Opgemerkt wordt dat de werkgever verantwoordelijk is voor het tijdig verstrekken van deze basisgegevens (via de pensioenuitvoerder). Het is dus van belang dat de pensioenuitvoerder en de werkgever over deze gegevens­uitwisseling goede afspraken maken. Ook zal bekeken worden of het melden van een nieuwe deelnemer door de werkgever via de Belastingdienst en het UWV aan de pensioen­uitvoerder een mogelijkheid is, zodat de werkgever niet separaat de pensioenuitvoerder hoeft te berichten. De werkgever kan overigens ook gebruik maken van een checklist die de Pensioenfederatie heeft opgesteld, waarmee nieuwe werknemers wegwijs worden gemaakt in het onderwerp pensioen.

Ad 4. Een jaarlijks pensioenoverzicht van de opgebouwde pensioenafspraken

Het huidige UPO is behoorlijk omvangrijk, doordat hierin ook wordt vooruit gekeken naar een te bereiken pensioen. In het wetsvoorstel wordt het UPO een stuk beperkter, doordat hierin slechts de pensioenopbouw verantwoord wordt. Het beoogde, nieuwe UPO kijkt dus alleen naar het verleden.

Deze wijziging heeft uitsluitend consequenties voor de verhouding deelnemer-pensioenuit­voerder. Het is namelijk de pensioenuitvoerder die deze overzichten moet toezenden. Indirect kan de werkgever hier wel de gevolgen van ondervinden, bijvoorbeeld in het kader van onderhandelingen over een minnelijke beëindigingsregeling met een oudere medewerker. Voor die onderhandelingen kan het soms behulpzaam zijn als de werkgever inzicht krijgt in de toekomstige pensioensituatie van de werknemer met behulp van het UPO, zodat de beëindigingsregeling daarop afgestemd kan worden. Dat inzicht wordt nu een stuk beperkter, maar het staat een werkgever natuurlijk altijd vrij om in samenspraak met de werknemer alsnog de gewenste informatie bij de pensioenuitvoerder op te vragen. Op verzoek moet die informatie namelijk alsnog beschikbaar worden gesteld.

Ad 5. Uitbreiding van het pensioenregister

Het wetsvoorstel heeft gelijk ook consequenties voor het zogenoemde pensioenregister. De wetgeving beoogt het pensioenregister uit te breiden met nieuwe functionaliteiten. Die functionaliteiten moeten de deelnemer de mogelijk­heid bieden om zelf informatie naar zich toe te halen over bijvoorbeeld hoeveel pensioen hij krijgt, of dat voldoende is en welke actie mogelijk of nodig is. De doelomschrijving van het pensioenregister wordt hierop aangepast. Een en ander zal zijn beslag gaan krijgen in artikel 51 van de beoogde nieuwe Pensioenwet. Nadere regels over het pensioenregister zullen bij algemene maatregel van bestuur gesteld worden.

De uitbreiding van het pensioenregister heeft niet direct gevolgen voor de relatie werknemer-werkgever. Het is de pensioenuitvoerder die dit pensioenregister moet inrichten en in stand houden.

Ad 6. Koopkracht en risico’s

Artikel 51 Pensioenwet schrijft tevens voor dat het pensioen­register drie scenario’s moet schetsen, te weten het pessimistische, het verwachte en het optimistische scenario.

Drie Nota’s van Wijziging

Tijdens de parlementaire behandeling zijn drie Nota’s van Wijziging voorgesteld. De Eerste Nota van Wijziging ziet erop dat aan de basisinformatie over de pensioenregeling ook wordt toegevoegd informatie die wordt verstrekt over de uitvoering van de pensioenregeling. Het gaat hier met name over basisinformatie over de financiële situatie van het pensioenfonds, waaronder de beleidsdekkingsgraad. De wetgever acht het (toch) wenselijk dat deze basisinformatie in de nieuwe startbrief en op de website van het pensioenfonds wordt opgenomen.

Daarnaast ziet de Eerste Nota van Wijziging op een aanpassing van artikel 43 Pensioenwet, met tot gevolg dat toekomstige pensioengerechtigden informatie moeten krijgen die specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is. Het gaat hier om een redelijke periode voorafgaand aan de pensioeningang, waarbij de informatieverstrekking met name ziet op een aantal belangrijke keuzemogelijkheden. Het betreft hier bijvoorbeeld de keuze voor een zogenoemd hoog-laag pensioen, de keuze om eerder of later met pensioen te gaan, de keuze om nabestaandenpensioen om te ruilen in ouderdomspensioen en de mogelijkheid om in het geval van een premieovereenkomst of kapitaalovereenkomst te ‘shoppen’ voor de uitkeringsfase. De redelijke periode wordt niet geconcretiseerd, maar de wetgever merkt op dat dat afhangt van de keuzes die kunnen worden gemaakt. Ook introduceert de wetgever in de Eerste Nota van Wijziging de mogelijkheid om het te bereiken pensioen niet uitsluitend in reële pensioenbedragen weer te geven, maar ook in een nominaal pensioenbedrag. De overige wijzigingen behelzen meer redactionele wijzigingen.

De Tweede Nota van Wijziging ziet op het verzoek van waardeoverdracht voor zover dit nettopensioen betreft. Aan het verzoek kan pas gehoor worden gegeven, indien de ontvangende pensioenuitvoerder ook een regeling voor nettopensioen uitvoert.

De Derde Nota van Wijziging ziet op twee technische correcties.

Overigens zijn ook nog een tweetal amendementen en vijf moties aangenomen. Een in het oog springend amendement ziet erop dat deelnemers één keer per jaar mogen wisselen tussen digitale en schriftelijke communicatie. Daarnaast valt op de motie waarin wordt verzocht te onderzoeken of de derde pijler kan worden toegevoegd aan het pensioenregister.

Tot slot

Nadat ook de Eerste Kamer de Wet pensioencommunicatie aangenomen zal hebben, betekent dit dat pensioen-uitvoerders hun communicatiebeleid kritisch moeten evalueren en op een aantal punten moeten aanpassen. Ook zal dit er naar verwachting toe gaan leiden dat pensioenuitvoerders met de werkgever opnieuw om tafel moeten gaan om door te spreken over een goede afstemming in de communicatie. Via dit kennisportal wordt u op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de Wet pensioencommunicatie.

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found