Welk beding prevaleert als twee sets algemene voorwaarden gelijktijdig van toepassing zijn?

6 mei 2015, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
In zijn arrest van 24 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1125) heeft de Hoge Raad geoordeeld over een zaak waarin tussen twee professionele partijen twee verschillende – en onderlinge tegenstrijdige – sets algemene voorwaarden van toepassing waren verklaard.In de overeenkomst tussen een leverancier van diervoedergrondstoffen en haar afnemer stond achter “Contract Conditions” nadrukkelijk vermeld “C.N.G.D.” (dit is de afkorting voor Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoerdergrondsto...
In dit artikel
In zijn arrest van 24 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1125) heeft de Hoge Raad geoordeeld over een zaak waarin tussen twee professionele partijen twee verschillende – en onderlinge tegenstrijdige – sets algemene voorwaarden van toepassing waren verklaard.

In de overeenkomst tussen een leverancier van diervoedergrondstoffen en haar afnemer stond achter “ Contract Conditions” nadrukkelijk vermeld “ C.N.G.D.” (dit is de afkorting voor Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoerdergrondstoffen, “ CNGD”, waarin onder meer geschillenbeslechting door middel van arbitrage is opgenomen). Onderaan de overeenkomst stond echter (ook) een standaardverwijzing naar de algemene voorwaarden van de leverancier (en in die algemene voorwaarden was geschillenbeslechting voor de gewone rechter bepaald).

Partijen belanden in een handelsgeschil waarbij de afnemer – kort gezegd – schadevergoeding vordert wegens beweerdelijk gebrekkige diervoeding. In dat kader dagvaart de afnemer haar leverancier voor de rechtbank. De leverancier beroept zich vervolgens op het arbitraal beding in de CNGD en stelt dat de rechtbank daarom onbevoegd is om van dit geschil kennis te nemen.

Daarop diende in rechte vastgesteld te worden welke set algemene voorwaarden (met onderling tegenstrijdige bedingen ten aanzien van geschillenbeslechting) van toepassing was tussen partijen.

De Hoge Raad komt uiteindelijk tot eenzelfde uitkomst als de rechtbank Middelburg en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, die in eerste aanleg en hoger beroep deze zaak beoordeelden. Volgens de Hoge Raad is in deze kwestie geen sprake van een geval als in Visser/Avéro (HR 28 november 1997, NJ 1998/705), maar is hier sprake van een geval waarin gelijktijdige toepassing van twee sets algemene voorwaarden is bedongen en aanvaard. Het gerechtshof heeft volgens de Hoge Raad de overeenkomst tussen partijen juist uitgelegd en is volgens de Hoge Raad terecht tot de conclusie gekomen dat partijen omtrent de geschillenbeslechting arbitrage overeengekomen zijn.

Visser/Avéro (Hoge Raad 28 november 1997, NJ 1998/705)

In het standaardarrest Visser/Avéro was sprake van twee onderling verschillende sets algemene voorwaarden die beide door de gebruiker in één verwijzing van toepassing werden verklaard zonder dat op enigerlei – voor de wederpartij begrijpelijke en niet onredelijk bezwarende – wijze was geregeld welke set voorwaarden in het gegeven geval van toepassing was. In de kwestie Visser/Avéro werd door de leverancier op facturen vermeld: “ Levering geschiedt uitsluitend op de voorwaarden vastgesteld door de Stichting Raad van Bestuur Loodgieters- Fitters en Sanitair Installatiebedrijf […] of op de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven [...]”. De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 28 november 1997 dat in een zodanig geval geen van de onderlinge verschillende sets deel van de overeenkomst uitmaken en dit ook niet achteraf door de gebruiker hersteld kan worden door alsnog één van beide sets te kiezen.

Hoge Raad 24 april 2015

In de onderhavige kwestie was in de overeenkomst tussen de leverancier en de afnemer aldus nadrukkelijk verwezen naar de CNGD en (dus niet of) de eigen algemene voorwaarden van de leverancier. De CNGD waren in een specifiek, met het oog op de onderhavige transactie, ingevuld gedeelte van de overeenkomst vermeld, naar de voorwaarden van de leverancier was verwezen in kleine letters in een voorgedrukte standaardverwijzing aan de voet van de overeenkomst.

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelde daarover (net als de rechtbank in eerste aanleg) dat zich hier geen situatie als in Visser/Avéro voordeed. In het onderhavige geval was volgens het hof sprake van twee van toepassing verklaarde sets voorwaarden, en dat was voor de afnemer genoeglijk duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar (er was hier volgens het hof dus geen sprake van een situatie waarin niet is aangegeven welke set voorwaarden van toepassing is).

Nu de beide sets op het punt van de geschillenbeslechting onderling verschillen, dient volgens het Hof aan de hand van de Haviltex-maatstaf onderzocht te worden welke regeling omtrent geschillenbeslechting tussen partijen geldt.

Ten aanzien van de geschillenbeslechting komt het hof in deze zaak tot de conclusie dat de CNGD (en dus arbitrage) en niet de algemene voorwaarden van de leverancier (met geschillenbeslechting door de gewone rechter) gelden.

Het hof acht daarbij van belang dat naar de CNGD in de overeenkomst specifiek is verwezen (in vergelijking tot de standaardverwijzing naar de eigen voorwaarden van de leverancier). Ook overweegt het hof dat partijen een langdurige handelsrelatie hadden en dat de afnemer goed op de hoogte was van de CNGD (en de arbitrageclausule die daar deel van uitmaakt). Volgens het hof mocht de leverancier er onder de gegeven omstandigheden op vertrouwen dat (ook) voor de afnemer genoeglijk duidelijk was dat de arbitrageregeling van de CNGD gold en zou prevaleren bij strijdigheid met de eigen algemene voorwaarden van de leverancier.

In zijn arrest van 24 april 2015 bevestigt en bekrachtigt de Hoge Raad voorgaand oordeel van het hof. Daarbij motiveert de Hoge Raad nader dat in deze zaak geen sprake is van een situatie als in Visser/Avero (waarop door de afnemer ook in cassatie een beroep werd gedaan). In Visser/Avéro, aldus de Hoge Raad, was sprake van verwijzing naar twee verschillende sets voorwaarden, met gebruikmaking van het woord “ of”, en zonder dat voldoende duidelijk was welke set in een bepaald geval van toepassing zou zijn. Voor dergelijke situaties luidt de regel dat dan geen van beide sets voorwaarden onderdeel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen.

Volgens de Hoge Raad bestaat er geen grond om ook in het geval als het onderhavige tot de gevolgtrekking te komen dat geen van beide sets voorwaarden van toepassing is tussen partijen. In deze zaak is sprake van een overeenkomst met onderling strijdige bedingen en moet door uitleg worden vastgesteld worden welke van die bedingen prevaleert.

De Hoge Raad concludeert: “ Bij beoordeling van hetgeen partijen in dit verband over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden en te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan de rechter gewicht toekennen aan onder meer de wijze waarop de desbetreffende bedingen in de overeenkomst zijn vermeld, dan wel geïncorporeerd [zoals de Hoge Raad ook bevestigde in HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:AF5538, NJ 2003/506]. Het hof heeft dit gedaan door betekenis te hechten aan de omstandigheid dat de verwijzing naar de CNGD, anders dan die naar de Algemene Voorwaarden van [de leverancier], niet is voorgedrukt, maar is vermeld in het gedeelte van de overeenkomst dat per transactie wordt ingevuld.

Gerelateerd