De Wegenwet is alleen van toepassing op openbare wegen. Een weg wordt op grond van artikel 4 Wegenwet openbaar als deze:
(I) gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
(II) gedurende tien achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest en gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, provincie, gemeente of waterschap;
(III) bestemd is als ‘openbare weg’.
Het openbaar worden van een weg is niet zonder gevolgen. De eigenaar van een openbare weg moet al het verkeer over een weg dulden (artikel 14 Wegenwet). De weg kan dus niet zomaar worden afgesloten voor het openbaar verkeer. Wel geldt een uitzondering voor beperkingen in het gebruik op basis van de aard en gesteldheid van de weg (artikel 6 Wegenwet). Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van voetpaden door motorvoertuigen. Verder moet de gemeente zorgdragen dat openbare wegen binnen haar grondgebied in goede staat verkeren. Dit is het geval als zij voldoet aan haar onderhoudsverplichtingen of als een weg goed is onderhouden. Hiervoor zijn doorgaans de geldende onderhoudsnormen op basis van de CROW-richtlijnen leidend.
Onttrekken weg aan openbaarheid
Een weg die eenmaal openbaar is geworden, kan niet eigenhandig door de grondeigenaar aan de openbaarheid worden onttrokken. Met andere woorden: het plaatsen van borden als ‘verboden toegang’ of zelfs feitelijk afsluiten van de weg met een hek of slagboom is niet toegestaan, en resulteert doorgaans in een wettelijke grondslag voor handhavend optreden op basis van de lokale APV.
Wil een weg aan de openbaarheid worden onttrokken, dan is Wegenwet een besluit van de gemeenteraad nodig (artikel 9 lid 1 Wegenwet). De raad bereidt een dergelijk besluit voor op grond van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb. Dat wil zeggen dat eerst een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd, waartegen zienswijzen kunnen worden bericht. Ook moet de raad het definitieve besluit mededelen aan Gedeputeerde Staten (artikel 9 lid 2 Wegenwet).
Een belanghebbende kan de raad formeel verzoeken gebruik te maken haar bevoegdheid (artikel 11 lid 1 Wegenwet). Het is vaste jurisprudentie dat de raad bij de beoordeling van een dergelijk verzoek veel beleidsruimte toekomt. Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in zijn uitspraak van 26 juni 2019 overwogen:
“De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet een weg aan het openbaar verkeer te onttrekken, behoort tot de bevoegdheid van het bevoegd gezag, dat daarbij beleidsruimte heeft. De Afdeling toetst of de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen en of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4268).”
Uit de uitspraak van 27 december 2018 volgt ook dat voor het besluit tot onttrekking van een weg(deel) geen dringende reden hoeft te bestaan. De bestuursrechter beoordeelt dus of de raad in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
Rechtbank: redelijkheidstoets en belangenafweging
Eerder dit jaar heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de onttrekking van 18 parkeerplaatsen aan de Vuurlaan in Alphen aan de Rijn. De eigenaren van de parkeerplaatsen hadden de raad verzocht om onttrekking aan het openbaar verkeer. Een omwonende had dit tegen besluit beroep aangetekend. Volgens deze omwonende diende de onttrekking geen algemeen belang en zal de parkeerdruk in de omgeving toenemen.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Volgens de rechtbank heeft de raad voldoende gemotiveerd dat de belangen van de eigenaren zwaarder wegen dan de belangen van de omwonende. Zo heeft de raad onderzoek verricht naar de parkeerdruk, maar is niet gebleken dat de parkeerdruk toeneemt door de onttrekking van de parkeerplaatsen aan de openbaarheid. De hoeveelheid parkeerplaatsen neemt ook niet af en de bewoners zullen van hun eigen parkeerplaatsen gebruik blijven maken. Er is weliswaar erkend dat de onttrekking enige negatieve invloed heeft op de uitwisselbaarheid van de parkeerplaatsen, maar volgens de rechtbank kon de raad zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat deze invloed niet zodanig is dat dit leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de parkeerdruk. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
Wat te doen tegen een weigering?
Tegen de weigering van de raad om een weg aan de openbaarheid te onttrekken kan administratief beroep worden ingesteld bij Gedeputeerde Staten (artikel 11 lid 3 Wegenwet). Gedeputeerde Staten kan dan besluiten het verzoek in te willigen, en besluiten alsnog de weg aan de openbaarheid te onttrekken. Tegen de uitspraak van Gedeputeerde Staten staat hoger beroep open bij de ABRvS.
Niettemin maakt de hiervoor besproken rechtspraak duidelijk dat een belanghebbende van goeden huize moet komen om de bestuursrechter te bewegen een raadsbesluit te laten vernietigen. De grote beleidsruimte van de raad is daarbij vaak een sta-in-de-weg, zeker nu veel grondeigenaren en projectontwikkelaars zich niet realiseren dat langdurige toegang tot een weg in het verleden gevolgen kan hebben voor het toekomstig gebruik. Het voorkomen van openbaarheid is dus iets anders dan het onttrekken van een weg uit de openbaarheid. En voorkomen is – ook hier – beter dan genezen.
Meer weten over het gebruik en onderhoud van wegen?
Wilt u meer weten over het gebruik en onderhoud van wegen, en de afdwingbaarheid van gebruiks- en onderhoudsverplichtingen? Neem dan contact op met Jeroen Niederer, advocaat bij Dirkzwager en specialist wegenrecht.