Sinds 1 juli 2017 geldt een nieuwe wettelijke regeling op grond waarvan het ‘grote ondernemingen’ niet langer is toegestaan betalingstermijnen van meer dan 60 dagen overeen te komen met hun kleinere MKB- of ZZP-contractpartijen.
Deze nieuwe regeling die tamelijk geruisloos is ingevoerd, heeft serieuze gevolgen voor zowel de grote als de kleinere partij bij een handelsovereenkomst.
Achtergrond
De nieuwe wettelijke regeling is een nadere uitwerking van Europese Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. Deze heeft in Nederland al in 2013 geleid tot aanpassing van de wettelijke regels omtrent betalingstermijnen en verschuldigde rente bij handelsovereenkomsten. Deze nieuwe regels hadden kort gezegd tot doel om (te) late betaling in het handelsverkeer tegen te gaan.
Niet waterdicht
De wettelijke regels boden echter een ontsnappingsmogelijkheid. Er mochten nog steeds betalingstermijnen langer dan 60 dagen worden overeengekomen, als een dergelijke termijn niet ‘kennelijk onbillijk’ was ten opzichte van de leverancier/crediteur. Voor die beoordeling moest onder andere worden gekeken naar de objectieve redenen voor de andere partij om zo’n lange termijn te hanteren, naar de aard van de prestatie en naar de goede handelspraktijken. Van dit lek werd veel gebruik gemaakt, in het bijzonder door grote ondernemingen ten opzichte van hun kleinere leveranciers. Die zagen in de praktijk geen mogelijkheid om daartegen op te komen omdat zij nu eenmaal economisch afhankelijk zijn van deze grote partijen. Met als gevolg dat financieringslasten bij de kleine leverancier kwamen te liggen terwijl die eigenlijk thuishoren bij de grotere afnemer. Aan die praktijk beoogt de nieuwe wet nu een einde te maken.
De nieuwe regels
De nieuwe regeling - neergelegd in artikel 6:119a lid 6 van het Burgerlijk Wetboek - houdt in dat een overeengekomen betalingstermijn van langer dan 60 dagen automatisch niet geldt en wordt omgezet in een termijn van 30 dagen waarbij de wettelijke handelsrente verschuldigd is als er ná die 30 dagen wordt betaald. Deze rente beloopt op dit moment 8%!
Voor welke ondernemingen gelden de nieuwe regels?
De te lange betalingstermijnen - langer dan 60 dagen - mogen niet worden gehanteerd door ‘grote’ ondernemingen ten opzichte van ‘kleinere’ ondernemingen. Om te bepalen of ondernemingen tot een van deze beide categorieën behoren moeten de navolgende drie vragen worden beantwoord:
Is het antwoord op tenminste twee van deze drie vragen ‘Ja’, dan is sprake van een grote onderneming. En is het antwoord op tenminste twee van deze vragen ‘Nee’, dan hebben we te maken met een ‘kleinere’ onderneming. Deze laatste hoeft geen rechtspersoon te zijn; het kan dus ook gaan om een ZZP’er.
De nieuwe regels gelden alleen als aan weerszijden van de handelstransactie een grote en een kleinere onderneming staan. Op betalingstermijnen van meer dan 60 dagen, die worden overeengekomen tussen twee grote ondernemingen, dan wel tussen twee kleinere ondernemingen, zijn de regels dus niet van toepassing. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat de lange termijnen in die gevallen altijd geldig zijn. Voor die situaties geldt nog wel altijd de toets dat er geen sprake mag zijn van een betaaltermijn die ‘kennelijk onbillijk’ is, gelet op de relevante belangen en omstandigheden.
Overgangsperiode
Op nieuwe contracten die vanaf 1 juli 2017 worden gesloten, is de nieuwe wettelijke regeling direct van toepassing. Voor bestaande overeenkomsten met een langere doorlooptijd geldt een overgangsperiode van één jaar, tot 1 juli 2018. Binnen dit jaar moeten deze contracten worden aangepast aan het regime van de nieuwe wet.
Of het onderscheid tussen een nieuwe en een bestaande overeenkomst altijd zo duidelijk is, valt te bezien. Wat te denken van een bestaande raamovereenkomst met een looptijd van 5 jaar, waarin een betalingstermijn van 90 dagen is afgesproken, alsmede een bepaling dat op de toekomstige losse contracten of bestellingen de bepalingen van die raamovereenkomst van toepassing zijn?
Hoe ook, grote ondernemingen die met regelmaat contracten sluiten met kleinere ondernemingen, ontkomen er niet aan hun algemene voorwaarden, waaronder ook hun reguliere contractvoorwaarden, te (laten) checken en zo nodig aan te (laten) passen aan de nieuwe regels.
Gaat het werken?
De tijd zal het uitwijzen.
Het snelle antwoord is ‘Ja’. De regeling is immers dwingend en afwijkende afspraken zijn nietig. Daarmee zullen de nieuwe regels dus automatisch hun effect hebben.
Maar de werkelijkheid van de economische (machts-)verhoudingen tussen een grote onderneming en diens kleinere leverancier wordt door de nieuwe wet natuurlijk niet anders. Als de grote onderneming die nu sneller moet betalen, daartegenover een lagere prijs bedingt bij de leverancier, schiet die laatste er per saldo niets mee op dat de betalingstermijn is verkort. En bovendien, als de grote onderneming betalingstermijnen van meer dan 60 dagen blijft hanteren, daargelaten of die ook overeengekomen zijn, is het maar de vraag of de kleinere leverancier daartegen op grond van de nieuwe regels gaat ageren en aanspraak gaat maken op hoge handelsrente. Hij heeft dan wel de wet aan zijn zijde maar mogelijk verliest hij op die manier een belangrijke klant.
Kortom, wie het weet mag het zeggen.
Cindy Snelders
Arnhem, 11 september 2017
Achtergrond
De nieuwe wettelijke regeling is een nadere uitwerking van Europese Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. Deze heeft in Nederland al in 2013 geleid tot aanpassing van de wettelijke regels omtrent betalingstermijnen en verschuldigde rente bij handelsovereenkomsten. Deze nieuwe regels hadden kort gezegd tot doel om (te) late betaling in het handelsverkeer tegen te gaan.
Niet waterdicht
De wettelijke regels boden echter een ontsnappingsmogelijkheid. Er mochten nog steeds betalingstermijnen langer dan 60 dagen worden overeengekomen, als een dergelijke termijn niet ‘kennelijk onbillijk’ was ten opzichte van de leverancier/crediteur. Voor die beoordeling moest onder andere worden gekeken naar de objectieve redenen voor de andere partij om zo’n lange termijn te hanteren, naar de aard van de prestatie en naar de goede handelspraktijken. Van dit lek werd veel gebruik gemaakt, in het bijzonder door grote ondernemingen ten opzichte van hun kleinere leveranciers. Die zagen in de praktijk geen mogelijkheid om daartegen op te komen omdat zij nu eenmaal economisch afhankelijk zijn van deze grote partijen. Met als gevolg dat financieringslasten bij de kleine leverancier kwamen te liggen terwijl die eigenlijk thuishoren bij de grotere afnemer. Aan die praktijk beoogt de nieuwe wet nu een einde te maken.
De nieuwe regels
De nieuwe regeling - neergelegd in artikel 6:119a lid 6 van het Burgerlijk Wetboek - houdt in dat een overeengekomen betalingstermijn van langer dan 60 dagen automatisch niet geldt en wordt omgezet in een termijn van 30 dagen waarbij de wettelijke handelsrente verschuldigd is als er ná die 30 dagen wordt betaald. Deze rente beloopt op dit moment 8%!
Voor welke ondernemingen gelden de nieuwe regels?
De te lange betalingstermijnen - langer dan 60 dagen - mogen niet worden gehanteerd door ‘grote’ ondernemingen ten opzichte van ‘kleinere’ ondernemingen. Om te bepalen of ondernemingen tot een van deze beide categorieën behoren moeten de navolgende drie vragen worden beantwoord:
- bedraagt de waarde van de activa volgens de balans meer dan EUR 20 miljoen?
- beloopt de netto-jaaromzet meer dan EUR 40 miljoen?
- heeft de onderneming gemiddeld genomen meer dan 250 werknemers?
Is het antwoord op tenminste twee van deze drie vragen ‘Ja’, dan is sprake van een grote onderneming. En is het antwoord op tenminste twee van deze vragen ‘Nee’, dan hebben we te maken met een ‘kleinere’ onderneming. Deze laatste hoeft geen rechtspersoon te zijn; het kan dus ook gaan om een ZZP’er.
De nieuwe regels gelden alleen als aan weerszijden van de handelstransactie een grote en een kleinere onderneming staan. Op betalingstermijnen van meer dan 60 dagen, die worden overeengekomen tussen twee grote ondernemingen, dan wel tussen twee kleinere ondernemingen, zijn de regels dus niet van toepassing. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat de lange termijnen in die gevallen altijd geldig zijn. Voor die situaties geldt nog wel altijd de toets dat er geen sprake mag zijn van een betaaltermijn die ‘kennelijk onbillijk’ is, gelet op de relevante belangen en omstandigheden.
Overgangsperiode
Op nieuwe contracten die vanaf 1 juli 2017 worden gesloten, is de nieuwe wettelijke regeling direct van toepassing. Voor bestaande overeenkomsten met een langere doorlooptijd geldt een overgangsperiode van één jaar, tot 1 juli 2018. Binnen dit jaar moeten deze contracten worden aangepast aan het regime van de nieuwe wet.
Of het onderscheid tussen een nieuwe en een bestaande overeenkomst altijd zo duidelijk is, valt te bezien. Wat te denken van een bestaande raamovereenkomst met een looptijd van 5 jaar, waarin een betalingstermijn van 90 dagen is afgesproken, alsmede een bepaling dat op de toekomstige losse contracten of bestellingen de bepalingen van die raamovereenkomst van toepassing zijn?
Hoe ook, grote ondernemingen die met regelmaat contracten sluiten met kleinere ondernemingen, ontkomen er niet aan hun algemene voorwaarden, waaronder ook hun reguliere contractvoorwaarden, te (laten) checken en zo nodig aan te (laten) passen aan de nieuwe regels.
Gaat het werken?
De tijd zal het uitwijzen.
Het snelle antwoord is ‘Ja’. De regeling is immers dwingend en afwijkende afspraken zijn nietig. Daarmee zullen de nieuwe regels dus automatisch hun effect hebben.
Maar de werkelijkheid van de economische (machts-)verhoudingen tussen een grote onderneming en diens kleinere leverancier wordt door de nieuwe wet natuurlijk niet anders. Als de grote onderneming die nu sneller moet betalen, daartegenover een lagere prijs bedingt bij de leverancier, schiet die laatste er per saldo niets mee op dat de betalingstermijn is verkort. En bovendien, als de grote onderneming betalingstermijnen van meer dan 60 dagen blijft hanteren, daargelaten of die ook overeengekomen zijn, is het maar de vraag of de kleinere leverancier daartegen op grond van de nieuwe regels gaat ageren en aanspraak gaat maken op hoge handelsrente. Hij heeft dan wel de wet aan zijn zijde maar mogelijk verliest hij op die manier een belangrijke klant.
Kortom, wie het weet mag het zeggen.
Cindy Snelders
Arnhem, 11 september 2017
Gerelateerd
Commercial