Bij veel aanbestedingen wordt de eis gesteld dat de te offreren prijzen “reëel en marktconform” moeten zijn. Een dergelijke eis is vaak onderwerp van een aanbestedingskort geding. De Haagse kort gedingrechter heeft
onlangs ook een duit in het zakje mogen doen.
Aanbesteding vervoer college van B & W
De gemeente heeft een meervoudige onderhandse aanbesteding uitgeschreven voor zakelijk vervoer van het college van burgemeester en wethouders. Onder meer moest een kilometertarief en wachttarief worden opgeven. Als voorwaarde was vermeld: “ Alle opgegeven (deel- en totaal)prijzen dienen reëel en marktconform te zijn, waardoor strategisch inschrijven niet is toegestaan”.
B heeft volgens de gemeente de economisch meest voordelige inschrijving gedaan. A is als tweede geëindigd. De tarieven van B waren veel lager dan de geoffreerde tarieven van A. A stelt dat de wachttijdtarieven van B niet reëel en marktconform zijn. Nadat de gemeente niet bereid was het gunningsvoornemen te wijzigen, heeft B een kort geding gestart.
Reële prijzen moeten vanuit kostenperspectief te verantwoorden zijn
De kort gedingrechter moet zich uitlaten over de eis reële en marktconforme prijzen. Nu in de aanbestedingsdocumenten geen definitie is gegeven, moet worden uitgegaan van de in het normale taalgebruik gangbare betekenis.
Reële prijzen betekent volgens de rechter niet dat de prijzen (ten minste) kostendekkend moeten zijn (zoals A had aangevoerd) . Evenmin betekent reële prijzen dat met substantiële prijzen moet worden ingeschreven (aldus de stelling van de gemeente). De rechter gaat er tussenin zitten.
Het begrip “reëel” betekent in de gangbare betekenis op de werkelijkheid gegrond. Dat brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat een verband moet bestaan tussen de opgegeven deelprijzen en de kosten van de achterliggende dienstverlening, met andere woorden: de opgegeven prijzen moeten vanuit kostenperspectief te verantwoorden zijn.
Geen reële prijzen aangeboden
De rechter oordeelt dat inschrijver B niet voldoet aan de bestekseis. A heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten met betrekking tot het wachten de opgegeven deelprijs ver te boven gaan. De stelling van de gemeente dat in de praktijk zowel de wachttijd als de kilometerprijs in rekening wordt gebracht en de tarieven per saldo voldoende zijn om de kosten te voldoen, wordt door de rechter verworpen. Dit gaat voorbij aan de bestekseis dat alle deelprijzen op zichzelf reëel moeten zijn.
Conclusie: verbod gunning
Nu B reeds niet voldoet aan de eis van reële prijzen laat de rechter de vraag in het midden of de prijzen (wel) marktconform zijn. De gemeente wordt verboden de opdracht aan B te gunnen en geboden de opdracht aan A te gunnen (voor zover de gemeente de opdracht nog wenst te gunnen).
Commentaar
In een poging ongewenste, manipulatieve inschrijvingen te voorkomen wordt vaak de eis gesteld dat de prijzen marktconform en/ of reëel moeten zijn. Over een dergelijke eis zijn uiteenlopende vonnissen gewezen, variërend van verschillende uitleggen van de begrippen tot een gebod tot intrekking van de aanbesteding vanwege onduidelijkheid in de aanbestedingsstukken. In dit geval blijkt de eis als een veiligheidsklep te werken en wordt de uitleg gegeven dat de opgegeven prijzen vanuit kostenperspectief te verantwoorden moeten zijn. De kosten moeten dan dus in enige mate in rekening worden gebracht en bovendien onder de post/ het tarief waar deze kosten ook behoren. “Schuiven met kosten” pleegt door een rechter (zoals ook in dit geval) te worden gesanctioneerd. Helaas bleek het alleen niet de veiligheidsklep te zijn waar de gemeente op had gehoopt. Zij had immers de opdracht het liefst wel aan B gegund.
T. van Wijk
Aanbestedings- en bouwrechtadvocaat
Aanbesteding vervoer college van B & W
De gemeente heeft een meervoudige onderhandse aanbesteding uitgeschreven voor zakelijk vervoer van het college van burgemeester en wethouders. Onder meer moest een kilometertarief en wachttarief worden opgeven. Als voorwaarde was vermeld: “ Alle opgegeven (deel- en totaal)prijzen dienen reëel en marktconform te zijn, waardoor strategisch inschrijven niet is toegestaan”.
B heeft volgens de gemeente de economisch meest voordelige inschrijving gedaan. A is als tweede geëindigd. De tarieven van B waren veel lager dan de geoffreerde tarieven van A. A stelt dat de wachttijdtarieven van B niet reëel en marktconform zijn. Nadat de gemeente niet bereid was het gunningsvoornemen te wijzigen, heeft B een kort geding gestart.
Reële prijzen moeten vanuit kostenperspectief te verantwoorden zijn
De kort gedingrechter moet zich uitlaten over de eis reële en marktconforme prijzen. Nu in de aanbestedingsdocumenten geen definitie is gegeven, moet worden uitgegaan van de in het normale taalgebruik gangbare betekenis.
Reële prijzen betekent volgens de rechter niet dat de prijzen (ten minste) kostendekkend moeten zijn (zoals A had aangevoerd) . Evenmin betekent reële prijzen dat met substantiële prijzen moet worden ingeschreven (aldus de stelling van de gemeente). De rechter gaat er tussenin zitten.
Het begrip “reëel” betekent in de gangbare betekenis op de werkelijkheid gegrond. Dat brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat een verband moet bestaan tussen de opgegeven deelprijzen en de kosten van de achterliggende dienstverlening, met andere woorden: de opgegeven prijzen moeten vanuit kostenperspectief te verantwoorden zijn.
Geen reële prijzen aangeboden
De rechter oordeelt dat inschrijver B niet voldoet aan de bestekseis. A heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten met betrekking tot het wachten de opgegeven deelprijs ver te boven gaan. De stelling van de gemeente dat in de praktijk zowel de wachttijd als de kilometerprijs in rekening wordt gebracht en de tarieven per saldo voldoende zijn om de kosten te voldoen, wordt door de rechter verworpen. Dit gaat voorbij aan de bestekseis dat alle deelprijzen op zichzelf reëel moeten zijn.
Conclusie: verbod gunning
Nu B reeds niet voldoet aan de eis van reële prijzen laat de rechter de vraag in het midden of de prijzen (wel) marktconform zijn. De gemeente wordt verboden de opdracht aan B te gunnen en geboden de opdracht aan A te gunnen (voor zover de gemeente de opdracht nog wenst te gunnen).
Commentaar
In een poging ongewenste, manipulatieve inschrijvingen te voorkomen wordt vaak de eis gesteld dat de prijzen marktconform en/ of reëel moeten zijn. Over een dergelijke eis zijn uiteenlopende vonnissen gewezen, variërend van verschillende uitleggen van de begrippen tot een gebod tot intrekking van de aanbesteding vanwege onduidelijkheid in de aanbestedingsstukken. In dit geval blijkt de eis als een veiligheidsklep te werken en wordt de uitleg gegeven dat de opgegeven prijzen vanuit kostenperspectief te verantwoorden moeten zijn. De kosten moeten dan dus in enige mate in rekening worden gebracht en bovendien onder de post/ het tarief waar deze kosten ook behoren. “Schuiven met kosten” pleegt door een rechter (zoals ook in dit geval) te worden gesanctioneerd. Helaas bleek het alleen niet de veiligheidsklep te zijn waar de gemeente op had gehoopt. Zij had immers de opdracht het liefst wel aan B gegund.
T. van Wijk
Aanbestedings- en bouwrechtadvocaat
Gerelateerd
Aanbesteding