Een aannemer die in strijd met een besteksverplichting zijn CAR-verzekeraar niet heeft verzocht de schade-uitkering rechtstreeks aan zijn opdrachtgever te doen, is veroordeeld tot doorbetaling van de reeds uitgekeerde schadepenningen en tot het alsnog doen van dat verzoek aan zijn CAR-verzekeraar. Dat blijkt uit dit scheidsrechterlijk vonnis in kort geding van 4 juni 2018 van de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
Feiten
Ten behoeve van de bouw van een kerk is een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. In het bestek is opgenomen dat de aannemer gehouden is een CAR-verzekering voor het Werk af te sluiten en dat schadepenningen aan de opdrachtgever moeten worden uitbetaald.
Vanwege problemen aan het dak (scheurende dakpannen en lekkages) doet de aannemer een beroep op zijn CAR-verzekering. De CAR-verzekeraar keert na onderzoek een bedrag van EUR 187.500,-- aan de aannemer uit.
Opdrachtgever stelt dat dat in strijd is met de verzekeringsparagraaf in het bestek en maakt een vordering in kort geding bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw aanhangig tegen de aannemer.
Verzekeringsparagraaf in bestek
In het bestek is voorgeschreven:
Schade-uitkering: De aannemer zal bij het afsluiten van de verzekering bedingen dat de schade-uitkeringen aan de opdrachtgever zullen geschieden.
Betaaladresclausule in de polisvoorwaarden
De aannemer heeft een CAR-verzekering afgesloten, waarop algemene polisvoorwaarden van toepassing zijn. Daarin is de volgende zogenoemde betaaladresclausule opgenomen:
De schadepenningen met betrekking tot alle onder deze verzekering gedekte werken zullen worden uitgekeerd aan verzekeringnemer. De schadepenningen zullen aan de opdrachtgever worden uitgekeerd indien dit in het betreffende bestek en/of aanvullingen en/of wijzigingen is bepaald en indien de verzekerde aannemer dit schriftelijk aan de makelaar verzoekt.
Weigering aannemer om verzoek via makelaar aan CAR-verzekeraar te doen om rechtstreeks aan opdrachtgever uit te keren
De aannemer heeft geen schriftelijk verzoek aan de makelaar gedaan om de schade-uitkeringen rechtstreeks aan de opdrachtgever te verrichten.
De CAR-verzekeraar kon daarom alleen bevrijdend aan de aannemer betalen.
Volgens de aannemer was hij niet verplicht het betreffende verzoek te doen, omdat de opdrachtgever de polis had goedgekeurd en aldus instemde met een afwijking van het bestek.
Invloed controle polis door directievoerder
De directievoerder heeft voorafgaande aan de uitvoering van het Werk de door de aannemer afgesloten verzekeringen inderdaad gecontroleerd. Uit de uitspraak blijkt niet hoe intensief die controle is geweest.
Arbiter in kort geding oordeelt in ieder geval dat de directievoerder op grond van de polisvoorwaarden zijn akkoord mocht geven, omdat hij erop mocht vertrouwen dat de aannemer een schriftelijk verzoek aan de makelaar zou doen. Dat behoorde immers tot de contractuele verplichtingen van de aannemer. Volgens arbiter in kort geding behoefde de directievoerder niet nog eens afzonderlijk opdracht aan de aannemer tot het doen van het schriftelijke verzoek aan de makelaar te geven, noch behoefde hij te controleren of de aannemer dat verzoek had gedaan.
Gevolgen wanprestatie aannemer: verplichting tot doorbetaling en alsnog doen van verzoek aan CAR-verzekeraar
In dit kort geding komt dus vast te staan dat de aannemer is tekortgeschoten in zijn contractuele verplichting uit de verzekeringsparagraaf in het bestek, door er niet voor te zorgen dat de CAR-verzekeraar de schade rechtstreeks aan de opdrachtgever kon betalen.
De aannemer wordt dan ook veroordeeld om de uitgekeerde schadepenningen aan de opdrachtgever door te betalen.
Daarnaast wordt de aannemer – op straffe van verbeurte van een dwangsom – verplicht om alsnog een schriftelijk verzoek via de makelaar aan de CAR-verzekeraar te doen om toekomstige schadepenningen rechtstreeks aan de opdrachtgever uit te keren.