Vrijstelling verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds vanwege eigen pensioenregeling

19 oktober 2012, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Een groot aantal werkgevers is verplicht al hun werknemers aan te melden bij een bedrijfstakpensioenfonds, namelijk indien de bedrijfsactiviteiten vallen onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. Sommige werkgevers hebben echter al een eigen pensioenregeling, op het moment dat de verplichte deelneming van toepassing wordt. Deze werkgevers kunnen - onder bepaalde voorwaarden - in aanmerking komen voor de vrijstelling “in verband met een bestaande pensioenvoorziening” (artikel 2...
Frédérique Hoppers 
Frédérique Hoppers 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Een groot aantal werkgevers is verplicht al hun werknemers aan te melden bij een bedrijfstakpensioenfonds, namelijk indien de bedrijfsactiviteiten vallen onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. Sommige werkgevers hebben echter al een eigen pensioenregeling, op het moment dat de verplichte deelneming van toepassing wordt. Deze werkgevers kunnen - onder bepaalde voorwaarden - in aanmerking komen voor de vrijstelling “in verband met een bestaande pensioenvoorziening” (artikel 2 Vrijstellingsbesluit Wet Bpf). Maar zijn er nog meer situaties denkbaar waaronder een werkgever een beroep op deze vrijstellingsgrond kan doen? De Rechtbank Rotterdam heeft zich recent over dit vraagstuk uitgelaten.

Vrijstellingsbesluit

Het ministerie van SZW kan op verzoek van de sociale partners een verplichtstellingsbesluit nemen, waardoor voor werkgevers in een bepaalde bedrijfstak een verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds geldt. Zo zijn veel zorginstellingen bijvoorbeeld verplicht deelnemer in het Pensioenfonds Zorg en Welzijn en geldt voor een groot aantal werkgevers in de Metalelektro een verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalelektro. Is sprake van een verplichte deelneming, dan is de werkgever verplicht om in beginsel al haar werknemers bij het bedrijfstakpensioenfonds aan te melden en de premies af te dragen.

Onder bepaalde voorwaarden kan een werkgever echter een vrijstellingsverzoek indienen, zodat niet langer de verplichte pensioendeelneming voor de werknemers van deze werkgever geldt. Eén van deze vrijstellingsgronden staat verwoord in artikel 2 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf. Deze vrijstellingsgrond wordt ook wel de vrijstelling “in verband met een bestaande pensioenvoorziening” genoemd. Dit artikel regelt een vrijstelling in twee verschillende situaties:

  1. De vrijstelling als gevolg van de invoering van de verplichtstelling. In de literatuur wordt betoogd dat hieronder ook wordt verstaan de wijziging van de verplichtstelling waardoor de werkingssfeer wordt uitgebreid. Ter illustratie: werkgever X heeft een eigen pensioenregeling sinds januari 2006. In november 2006 wordt door sociale partners een verzoek bij het ministerie SZW ingediend tot verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, waarbij werkgever onder deze bedrijfstak valt. Of: in november 2006 wordt een aanvraag ingediend tot wijziging van de verplichtstelling, waardoor de werkgever alsnog onder de bedrijfstak (en dus: de verplichte deelneming) komt te vallen.

  2. De vrijstelling als gevolg van een wijziging van de bedrijfsactiviteiten. Er zijn situaties denkbaar waarin de werkgever aanvankelijk niet onder het verplichtstellingsbesluit valt, maar door een wijziging van de bedrijfsactiviteiten wèl.


Essentieel bij de beoordeling of een beroep kan worden gedaan op deze vrijstelling, is de zogenoemde tijdigheidseis. Voor het vrijstellingsverzoek van punt 1 betekent dit dat de eigen pensioenregeling minimaal zes maanden moet gelden vóór de aanvraag van sociale partners tot verplichtstelling. Voor het vrijstellingsverzoek van punt 2 betekent dit dat de eigen pensioenregeling al moet gelden minimaal zes maanden vóórdat de verplichte deelneming van toepassing wordt.

Daarnaast geldt voor beide situaties (punten 1 en 2) de aanvullende eis dat de eigen pensioenregeling ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling van het betreffende bedrijfstakpensioenfonds.

Uitspraak

De uitspraak van de rechtbank Rotterdam is allereerst interessant, omdat hierin het aantal situaties waaronder een beroep kan worden gedaan op het vrijstellingsverzoek in de zin van punt 1, min of meer wordt uitgebreid. Zo wordt overwogen dat ook een ingrijpende wijziging in het pensioenreglement van het bedrijfstakpensioenfonds als een nieuw wijzigingsbesluit inzake verplichtstelling tot deelneming kan worden aangemerkt. Gevolg: heeft de werkgever zes maanden vóór de aanvraag van het ingrijpend gewijzigde pensioenreglement al een eigen pensioenregeling, dan kan een beroep worden gedaan op de vrijstellingsmogelijkheid. Welke ingrijpende wijziging van het pensioenreglement deed zich in de kwestie die bij de rechtbank Rotterdam voorlag, voor? De omzetting van een pensioenfonds voor prepensioen (PreTEX) naar een pensioenfonds voor ouderdomspensioen (Bpf TEX).

Daarnaast is de uitspraak leerzaam, omdat hierin nader wordt ingegaan op de gelijkwaardigheidseis. Overwogen wordt dat de gelijkwaardigheid (pas) aanwezig moet zijn op het moment van indiening van het vrijstellingsverzoek.

Tot slot

Een verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds is voor een aantal werkgevers een onderbelicht item. Niet altijd wordt stilgestaan bij een eventuele verplichte deelneming. De werkgever gaat er van uit dat er geen verplichte pensioenregeling is en biedt een “eigen” pensioenregeling aan haar werknemers aan. Zowel bij de start van de bedrijfsactiviteiten, bij een wijziging van de bedrijfsactiviteiten als bij een wijziging van het personeelsbestand (bijvoorbeeld als gevolg van fusies/overnames) doet een werkgever er verstandig aan zich de vraag te stellen of sprake is van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Geen enkele werkgever wil geconfronteerd worden met de toepasselijkheid van twee verschillende pensioenregelingen. Nog los van de onvoorziene premielast die daarmee gemoeid is, ontstaan er namelijk forse fiscale problemen. Vandaar dat het goed is om een zogenoemde “Bpf-check” door de pensioenadvocaten van Dirkzwager te laten uitvoeren.

Gerelateerd

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found