Vordering tot rectificatie
Wie het slachtoffer wordt van onrechtmatige uitlatingen kan bij de rechter een rectificatie vorderen om onjuistheden recht te zetten of de smet op de reputatie te herstellen. Over de rectificatie-vordering berichtte ik al eerder.
De vordering tot rectificatie wordt gestoeld op de wet. Kort gezegd staat daarin dat bij een onjuiste publicatie de rechter desgevorderd een veroordeling tot openbaarmaking van een rectificatie - op een door de rechter aan te geven wijze - kan opleggen. Hieraan wordt vaak een dwangsom gekoppeld.
Hoge Raad over rectificatie vordering
In een recent arrest moest de Hoge Raad oordelen over de vraag welk karakter de rectificatie vordering precies heeft. dat gebeurde in een zaak over een faillissement. De vraag was of het recht tot rectificatie al dan niet behoort tot de failliete boedel, zodat de rectificatievordering al dan niet door de curator kan zijn/worden overgenomen.
De Hoge Raad oordeelt dat een rectificatievordering betrekking heeft op een hoogstpersoonlijk recht, namelijk het recht op bescherming van haar eer en goede naam. De Hoge Raad oordeelt daarover als volgt:
“3.2.3 Het hof heeft in rov. 3.6 tot feitelijk uitgangspunt genomen dat de door [eiseres] ingestelde rectificatievordering ziet op haar eer en goede naam. Dat brengt mee dat die vordering een hoogstpersoonlijk karakter heeft, en dat [eiseres] als gefailleerde daarom zelf behoort te kunnen bepalen of en op welke wijze bescherming of herstel van haar eer en goede naam zal worden nagestreefd. De rectificatievordering van [eiseres] heeft geen betrekking op rechten en verplichtingen van de boedel. Dat toewijzing van de rectificatievordering ook gevolgen zou kunnen hebben voor de boedel, is niet toereikend voor het oordeel dat de vordering door art. 27 Fw wordt beheerst (zie hiervoor in 3.2.1-3.2.2). Voorts is in dit verband niet beslissend dat rectificatie mede kan worden beschouwd als een vorm van schadevergoeding anders dan in geld.
3.2.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eiseres] ingestelde vordering tot rectificatie niet is te beschouwen als een rechtsvordering in de zin van art. 27 Fw, en dat de curator daarom niet bevoegd was die rechtsvordering over te nemen. De daarop gerichte klachten van de onderdelen 2.1.2 tot en met 2.1.9 zijn dan ook gegrond.”
Publicatie op website
Het ging in deze zaak over berichten die op een website zijn geplaatst. X vordert in de huidige procedure rectificatie van die berichten op de website en daarnaast een schadevergoeding. X is echter tijdens het geding in eerste aanleg failliet verklaard. Na schorsing van de procedure op verzoek van BING, is als “uitlating van eiser” in het roljournaal aangetekend: “curator neemt over, v Hardenbr. blijft adv”. De vorderingen worden door de rechtbank afgewezen waarbij de curator als eiseres in de uitspraak wordt genoemd. X stelt tegen deze uitspraak hoger beroep in. Het hof verklaart X niet-ontvankelijk verklaart de curator de gehele procedure heeft overgenomen. X is geen procespartij meer. Tegen dit oordeel stelt X nu tevergeefs cassatie ingesteld.
Het is een Pyrrusoverwinning voor X. Uit de feiten blijkt namelijk dat de curator de hele procedure heeft overgenomen. X heeft zich daar niet tegen verzet en ook de rechtbank en de wederpartij zijn er van uitgegaan dat de curator, hoewel hij daartoe dus niet bevoegd was, de hele procedure heeft overgenomen. Tegen de overneming door de curator kan X geen rechtsmiddel instellen, maar tegen een beslissing van de rechter over die overname, had X dat wel kunnen doen:
“3.3.3 (…) In het onderhavige geval ligt een zodanige beslissing besloten in de aantekening in het roljournaal dat de curator het geding overneemt (zie hiervoor in 2.3.2). Door deze aantekening in het roljournaal heeft de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij de overneming van het gehele geding – nu die overneming noch door de curator noch door de rechtbank is geclausuleerd of ingeperkt – als een rechtsfeit heeft geaccepteerd en dat zij daaraan het processuele gevolg zal verbinden dat de gefailleerde wordt aangemerkt als buiten het geding gesteld en dat alleen de curator nog als procespartij in de procedure kan optreden.
Dit oordeel is een beslissing die ingrijpt in de rechten en belangen van de gefailleerde, nu deze buiten het geding is gesteld. Dit oordeel moet ten opzichte van de gefailleerde dan ook worden aangemerkt als een einduitspraak, waartegen hij buiten bezwaar van de boedel een rechtsmiddel kan aanwenden, en wel binnen de beroepstermijn die geldt in de zaak waarin hij buiten het geding is gesteld.”
Daarmee is de curator dus de enige procespartij geworden en was de niet-ontvankelijk verklaring van X door het hof terecht.
Conclusie
Met dit arrest heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat de rectificatie-vordering een vordering is met een hoogstpersoonlijk karakter. Zo’n vordering valt in beginsel buiten de failliete boedel valt en kan niet door de curator worden overgenomen. Als een curator zo’n vordering toch overneemt, en dat wordt door de rechtbank geaccepteerd, dan moet de gefailleerde daar zelf een rechtsmiddel tegen instellen.
Neem contact op met een van onze specialisten als u vragen heeft over rectificaties of over een faillissement.
Joost Becker, advocaat