Voormalig schadebehandelaar verantwoordelijk voor valse claims: verzekerde moet uitkeringen terugbetalen

31 oktober 2024, laatst geüpdatet 31 oktober 2024

Uitspraak gerechtshof Den Haag van 8 oktober 2024

In dit artikel

Uitspraak gerechtshof Den Haag van 8 oktober 2024 (gepubliceerd op 17 oktober 2024), ECLI:NL:GHDHA:2024:1719 

Op enig moment is er aanleiding geweest voor Nationale-Nederlanden om een grootschalig onderzoek te doen naar het handelen van een voormalig schadebehandelaar, [A]. Het bleek dat [A] verantwoordelijk was voor het uitkeren van honderden valse claims. Hij deed dit samen met [B] die onder meer valse schadestukken fabriceerde en de verzekeringnemers waren geronseld door dezelfde persoon, [C].  

Nationale-Nederlanden is een civiele procedure begonnen tegen [A], [B] en [C] en is daarnaast procedures begonnen tegen de bij de claims betrokken individuele verzekerden teneinde de op basis van valse schadestukken gedane uitkeringen terug te vorderen. 

Appellante in deze zaak had een inboedelverzekering afgesloten bij Nationale-Nederlanden. Nationale-Nederlanden heeft aan haar bedragen uitgekeerd voor een waterschade en een brandschade. [A] is degene die de betalingen heeft verricht aan appellante.  

De rechtbank heeft de vordering op de primaire grondslag toegewezen; opzet tot misleiden van de verzekerde, met verval van het recht op uitkering tot gevolg (7:941 lid 5 BW). 

Het hof benadert de zaak echter via de subsidiaire grondslag van Nationale-Nederlanden, namelijk dat Nationale-Nederlanden niet tot uitkering gehouden is omdat [appellante] niet heeft voldaan aan haar schade-informatieplicht uit de polisvoorwaarden, waardoor Nationale-Nederlanden in haar belangen is geschaad. Het hof oordeelt:  

“ [appellante] en Nationale-Nederlanden zijn het er over eens dat er vervalste stukken zijn ingediend. (…) Dat een verzekerde die valse stukken indient niet voldoet aan de schade-informatieplicht spreekt voor zich, dat betwist [appellante] eigenlijk ook niet. Ook spreekt voor zich dat Nationale-Nederlanden in een redelijk belang is geschaad doordat valse stukken zijn ingediend. Zij heeft immers de werkelijke schade (voor zover die er was) niet kunnen vaststellen. (rov. 4.7) 

Voor de toepassing van polisbepalingen 4.1.3 en 4.2.1 is niet van belang dat [appellante] niet zelf de vervalste stukken heeft ingestuurd, maar dat iemand dat voor haar heeft gedaan (…). [appellante] heeft er zelf voor gekozen om haar (gestelde) verzekeringsclaims door een ander te laten afhandelen. Dat de handelingen van [naam 2] voor rekening en risico van Nationale-Nederlanden moeten komen, zoals [appellante] stelt, volgt het hof niet. Ook als het waar zou zijn dat [naam 2] bij Nationale-Nederlanden werkte (zoals [naam 2] volgens [appellante] aan haar heeft verteld), maakt dat niet dat Nationale-Nederlanden daarmee geen beroep zou toekomen op hierboven genoemde polisbepalingen. Ten tijde van het indienen van de (valse) stukken was hij immers de hulppersoon van [appellante]. (rov 4.8) 

Het hof komt vervolgens tot het oordeel dat nu de schades op grond van de polisvoorwaarden niet gedekt zijn, Nationale-Nederlanden de schadeuitkeringen onverschuldigd heeft betaald en deze dus kan terugvorderen.   

Dat geldt ook voor de gemaakte onderzoekskosten, en daarvoor is niet vereist dat “opzet tot misleiden” komt vast te staan. Het (laten) insturen van vervalste schadestukken vormt een toerekenbare tekortkoming van [appellante] in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst, die Nationale-Nederlanden recht geeft op aanvullende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW (rov. 4.11), aldus het hof.  

De volledige uitspraak is te lezen op de website van de Rechtspraak.

Gerelateerd