Voordeelstoerekening: Hoge Raad zwakt eisen aan ‘eenzelfde gebeurtenis’ af

13 juli 2016, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Een geslaagd beroep op voordeelstoerekening ex art. 6:100 BW leek sinds het arrest Vos/TSN uit 2009 vrijwel onmogelijk, doordat daarin het vereiste dat de schade en het voordeel uit ‘eenzelfde gebeurtenis’ voortvloeien, strikt werd geïnterpreteerd. Nadat de Hoge Raad die eis in een effectenleasezaak uit 2011 al ruimer hanteerde, is de Hoge Raad daar thans in een arrest van 8 juli 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1483) helemaal van afgestapt.Als er condicio-sine-qua-nonverband bestaat tussen de normschen...
Joost Bindels
Joost Bindels
Advocaat - Partner
In dit artikel
Een geslaagd beroep op voordeelstoerekening ex art. 6:100 BW leek sinds het arrest Vos/TSN uit 2009 vrijwel onmogelijk, doordat daarin het vereiste dat de schade en het voordeel uit ‘eenzelfde gebeurtenis’ voortvloeien, strikt werd geïnterpreteerd. Nadat de Hoge Raad die eis in een effectenleasezaak uit 2011 al ruimer hanteerde, is de Hoge Raad daar thans in een arrest van 8 juli 2016 ( ECLI:NL:HR:2016:1483) helemaal van afgestapt.
Als er condicio-sine-qua-nonverband bestaat tussen de normschending en de gestelde voordelen, en het redelijk is dat voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade, is dat voldoende voor toepassing van art. 6:100 BW. De Hoge Raad overweegt expliciet onder 4.4.3:

‘Waar in eerdere uitspraken van de Hoge Raad meer of andere eisen zijn gesteld aan ‘eenzelfde gebeurtenis’ bij voordeelstoerekening met toepassing van art. 6:100 BW, komt de Hoge Raad daarvan terug.’

Casus: mededingingsrecht en doorberekenen van te hoge koopprijs
ABB heeft zich schuldig gemaakt aan kartelvorming en een te hoge prijs gerekend aan (o.a.) TenneT voor een bepaalde installatie ten behoeve van een elektriciteitsschakelstation.
TenneT vordert schadevergoeding van ABB, die als verweer aanvoert dat de te hoge koopprijs deels is doorberekend aan de afnemers van TenneT, waardoor de schade van TenneT lager uitvalt. TenneT stelt zich op het standpunt dat dit zogenoemde doorberekeningsverweer van ABB als een beroep op voordeelstoerekening ex art. 6:100 BW moet worden beoordeeld en de schade en het voordeel niet uit ‘eenzelfde gebeurtenis’ voortvloeien.

De twee mogelijke benaderingen van het doorberekeningsverweer (is het feit dat is doorberekend onderdeel van de omvang van de schade (art. 6:95-97 BW) of betreft het een voordeel dat ex art. 6:100 BW moet worden toegerekend) bespreek ik in een afzonderlijk artikel dat u hier kunt raadplegen. De mededingingsrechtelijke aspecten van dit arrest en de daarin aangehaalde Richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht worden besproken door mijn collega Sjaak van der Heul in dit artikel.

Ik beperk mij in het onderhavige artikel tot de vereisten die worden gesteld aan een geslaagd beroep op voordeelstoerekening.

Eisen aan een geslaagd beroep op voordeelstoerekening
Zoals in de inleiding aangegeven, komt de Hoge Raad expliciet terug op eerdere arresten, waarin meer of andere eisen zijn gesteld aan ‘eenzelfde gebeurtenis’ bij voordeelstoerekening met toepassing van art. 6:100 BW. Het gaat dan in mijn ogen in de eerste plaats om het arrest Vos/TSN uit 2009 ( ECLI:NL:HR:2009:BI3402); de Hoge Raad verwijst zelf louter naar een effectenlease-arrest uit 2011 ( ECLI:NL:HR:2011:BP4012).

Vos/TSN
Vervoerder Vos beëindigt ten onrechte een duurovereenkomst met TSN ter zake van het meerjarige onderhoud en de reparatie door TSN van materieel van Vos. TSN krijgt van het Hof schadevergoeding toegewezen, bestaande uit gederfde winst over de resterende contractduur. Dat TSN haar werknemers en faciliteiten sinds de ongerechtvaardigde beëindiging van de overeenkomst met Vos heeft kunnen inzetten ten behoeve van derden en daarbij winst heeft gegenereerd, blijft buiten beschouwing.
De schade vloeit voort uit de onterechte beëindiging van de duurovereenkomst door Vos. Het voordeel, daarentegen, is gerealiseerd in het kader van nadien, als gevolg van eigen inspanningen van TSN, gesloten overeenkomsten met derden. De Hoge Raad oordeelt dat de schade en het voordeel dus in beginsel niet voortvloeien uit ‘eenzelfde gebeurtenis’ in de zin van art. 6:100 BW.

Van der Heijden/Dexia
Dexia is bij het sluiten van aandelenleaseovereenkomsten tekortgeschoten in haar zorgplicht en gehouden tot schadevergoeding. Van der Heijden heeft meerdere van dergelijke overeenkomsten met Dexia gesloten; met sommige heeft hij winst behaald, met sommige heeft hij – flinke – verliezen geleden. De Hoge Raad accepteerde het oordeel van het Hof dat het voordeel uit het ene contract mocht worden verrekend met het verlies dat op het andere contract was geleden, overwegende:

‘[… dat het] in feite gaat om een zodanig samenhangend geheel van telkens soortgelijke transacties in een bepaalde periode waarbij Dexia telkens is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende bijzondere zorgplichten, dat zulks in haar verhouding tot dezelfde afnemer aangemerkt kan worden als "een zelfde gebeurtenis" in de zin van art. 6:100 die zowel schade (bij verliesgevende transacties) als voordeel (bij winstgevende transacties) teweegbrengt, hetgeen meebrengt dat de genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking behoren te worden genomen bij de begroting van de omvang van de schade. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.’

In zijn noot in de NJ onder het arrest (zie NJ 2013/41) schrijft Vranken dat hij voordeelstoerekening nog niet eerder in verband heeft gebracht met samenhangende rechtsverhoudingen en dat hij beseft dat het een doelredenering is om in deze situatie de gemaakte winst als voordeelsverrekening in aanmerking te nemen.
Naar thans (b)lijkt, was de Hoge Raad in 2011 al op de weg terug na Vos/TSN.

ABB/TenneT
Met het recente arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2016 komt aan de strikte hantering van het beperkte begrip ‘eenzelfde gebeurtenis’ een einde. De (enige) twee eisen die nog aan een beroep op voordeelstoerekening ex art. 6:100 BW mogen worden gesteld, zijn:

1. tussen de normschending en de gestelde voordelen dient een condicio sine qua non-
verband te bestaan, in die zin dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de normschending niet zou zijn opgekomen;
2. met inachtneming van de in art. 6:98 BW besloten maatstaf dient het redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade.

Commentaar
Door het arrest ABB/TenneT heeft de schadeveroorzakende partij weer meer mogelijkheden om zich op voordeelstoerekening te beroepen; de strikte interpretatie van ‘eenzelfde gebeurtenis’ is komen te vervallen.

Gerelateerd