In een zaak die werd voorgelegd aan de
Hoge Raad betrof het een vordering uit onrechtmatige daad van de koper jegens een derde. De vraag hierbij was of de koper rekening moest houden met de belangen van die derde.
Wat is er gebeurd?
Twee partijen hebben een koopovereenkomst gesloten terzake de appartementsrechten van 70 woningen. In de koopovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen, zijnde het recht voor koper om te ontbinden indien op datum x niet minimaal 20 appartementen zijn verkocht.
Verkoper heeft vervolgens een overeenkomst met eiseres gesloten met als doel van de overeenkomst te bewerkstelligen dat bovengenoemde koper de ontbindende voorwaarde niet zou kunnen inroepen. De verplichting uit de overeenkomst behelst voor eiseres dan ook om op eerste afroep van verkoper maximaal 20 appartementsrechten van koper te kopen. Verkoper heeft zich verplicht om voor ieder appartementsrecht dat eiseres uiteindelijk niet behoeft te kopen EUR 15.000,- aan eiseres te betalen. Verder is overeengekomen dat overeenkomst tussen verkoper en eiseres gelijktijdig wordt ontbonden indien de overeenkomst tussen verkoper en koper wordt ontbonden.
Koper heeft de ontbindende voorwaarde niet voor datum x ingeroepen en aldus behoefde eiseres niet verplicht de appartementsrechten te kopen. Na datum x zijn echter verkoper, koper en een derde partij in een intentieverklaring overeengekomen dat de koopovereenkomst wordt ontbonden, dat andere overeenkomsten tussen deze drie partijen worden gesloten en dat de overeenkomst tussen verkoper en eiseres wordt ontbonden, met daarbij een verdeling tussen de drie partijen van de financiële risico’s van deze laatste ontbinding.
Vervolgens hebben koper en verkoper een vaststellingsovereenkomst – na datum x – gesloten waarin onder meer is bepaald dat de koopovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. Verkoper deelt aan eiseres mede dat de overeenkomst tussen verkoper en koper is ontbonden en dat dit tot gevolg heeft dat de overeenkomst tussen verkoper en eiseres gelijktijdig is ontbonden. Vervolgens is verkoper op verzoek van koper failliet verklaard.
In geschil is de vraag of koper onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg daarvan stelt te hebben geleden, waaronder het mislopen van EUR 15.000,- per appartementsrecht voor maximaal 20 appartementsrechten die niet door eiseres behoefden te worden gekocht.
Het oordeel in rechte; rechtbank en hof
De rechtbank heeft bij vonnis de vordering van eiseres tot een bedrag van EUR 300.000,- (en aldus voor het gehele bedrag) toegewezen (en de vordering voor het overige afgewezen).
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering alsnog geheel afgewezen. Daartoe heeft het hof in zijn tussenarrest als volgt overwogen (r.o. 4.6.2+4.6.3):
“ Uit het (…) bestreden vonnis volgt dat de rechtbank op basis van de rechtsregel, die de Hoge Raad heeft geformuleerd in o.a. HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09069 en HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7496, heeft geoordeeld dat Compaen onrechtmatig jegens [eiseres] c.s. heeft gehandeld.
Deze rechtsregel komt er op neer dat de wanprestatie van een contractspartij onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde kan opleveren. In het onderhavige geval mist deze rechtsregel echter toepassing, reeds omdat er niet van kan worden uitgegaan dat Compaen tekort is geschoten in de nakoming van de tussen haar en DMB gesloten overeenkomst van 14 maart 2007 waarmee de overeenkomst tussen DMB en [eiseres] c.s. van 21 december 2007 nauw samenhing. DMB en Compaen heeft afgedwongen dat DMB zou instemmen met het beëindigen van deze overeenkomst (…), maakt niet dat Compaen jegens DMB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Overige omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat Compaen jegens DMB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst d.d. 14 maart 2007, zijn gesteld noch gebleken. ”
Het juridisch kader van Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren toegelicht
Op 24 september 2004 gaf de Hoge Raad in het arrest Vleesmeesters/Alog een rechtsregel voor schade die een derde stelt te lijden door een wanprestatie tussen andere partijen. In rechtsoverweging 3.4 oordeelde de Hoge Raad:
“ Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken.”
De Hoge Raad noemt vervolgens negen omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de vraag of een wanpresterende partij de schade die een derde daardoor lijdt moet vergoeden.
In het arrest Wierts/Visseren uit 2012 plaatst de Hoge Raad bovengenoemd arrest in de context van aanneming van werk. De Hoge Raad dient in die kwestie te oordelen over de vraag of het toerekenbaar tekortschieten jegens de hoofdaannemer leidt tot aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever. De Hoge Raad overweegt – na herhaling van de belangrijkste overwegingen uit Vleesmeesters/Alog – als volgt (r.o. 3.4.3):
“ De onderaannemer zal in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening hebben te houden met de belangen van de opdrachtgever en de opdrachtgever zal in het algemeen erop mogen vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. […] Anders dan het middel betoogt, levert een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op.”
Dit betekent dat door toerekenbaar tekort te schieten niet per definitie ook onrechtmatig jegens de derde wordt gehandeld. Steeds zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden van het geval.
Hoge Raad
In cassatie wordt gesteld dat het hof ten onrechte heeft beslist dat de door de rechtbank gehanteerde rechtsregel uit Vleesmeesters/Alog in het onderhavige geval toepassing mist.
De vraag die bij de Hoge Raad voorligt is of het beoordelingskader voor delictuele aansprakelijkheid uit Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren pas van toepassing is als de contractuele wanprestatie vaststaat of dat dit niet vereist is.
Advocaat-Generaal mr. Valk concludeert in deze kwestie tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad beslist echter als volgt:
“ In dat beoordelingskader is bepalend of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde, en is dus niet mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn. De klacht slaagt”
Conclusie
Bij de vraag of een contractsluitende partij onrechtmatig heeft gehandeld jegens een derde gelden voornoemde rechtsregels uit de arresten Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren. Daarvoor is dus niet vereist dat de contractsluitende partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarmee de belangen van die derde nauw samenhing.
Wat is er gebeurd?
Twee partijen hebben een koopovereenkomst gesloten terzake de appartementsrechten van 70 woningen. In de koopovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen, zijnde het recht voor koper om te ontbinden indien op datum x niet minimaal 20 appartementen zijn verkocht.
Verkoper heeft vervolgens een overeenkomst met eiseres gesloten met als doel van de overeenkomst te bewerkstelligen dat bovengenoemde koper de ontbindende voorwaarde niet zou kunnen inroepen. De verplichting uit de overeenkomst behelst voor eiseres dan ook om op eerste afroep van verkoper maximaal 20 appartementsrechten van koper te kopen. Verkoper heeft zich verplicht om voor ieder appartementsrecht dat eiseres uiteindelijk niet behoeft te kopen EUR 15.000,- aan eiseres te betalen. Verder is overeengekomen dat overeenkomst tussen verkoper en eiseres gelijktijdig wordt ontbonden indien de overeenkomst tussen verkoper en koper wordt ontbonden.
Koper heeft de ontbindende voorwaarde niet voor datum x ingeroepen en aldus behoefde eiseres niet verplicht de appartementsrechten te kopen. Na datum x zijn echter verkoper, koper en een derde partij in een intentieverklaring overeengekomen dat de koopovereenkomst wordt ontbonden, dat andere overeenkomsten tussen deze drie partijen worden gesloten en dat de overeenkomst tussen verkoper en eiseres wordt ontbonden, met daarbij een verdeling tussen de drie partijen van de financiële risico’s van deze laatste ontbinding.
Vervolgens hebben koper en verkoper een vaststellingsovereenkomst – na datum x – gesloten waarin onder meer is bepaald dat de koopovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. Verkoper deelt aan eiseres mede dat de overeenkomst tussen verkoper en koper is ontbonden en dat dit tot gevolg heeft dat de overeenkomst tussen verkoper en eiseres gelijktijdig is ontbonden. Vervolgens is verkoper op verzoek van koper failliet verklaard.
In geschil is de vraag of koper onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg daarvan stelt te hebben geleden, waaronder het mislopen van EUR 15.000,- per appartementsrecht voor maximaal 20 appartementsrechten die niet door eiseres behoefden te worden gekocht.
Het oordeel in rechte; rechtbank en hof
De rechtbank heeft bij vonnis de vordering van eiseres tot een bedrag van EUR 300.000,- (en aldus voor het gehele bedrag) toegewezen (en de vordering voor het overige afgewezen).
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering alsnog geheel afgewezen. Daartoe heeft het hof in zijn tussenarrest als volgt overwogen (r.o. 4.6.2+4.6.3):
“ Uit het (…) bestreden vonnis volgt dat de rechtbank op basis van de rechtsregel, die de Hoge Raad heeft geformuleerd in o.a. HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09069 en HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7496, heeft geoordeeld dat Compaen onrechtmatig jegens [eiseres] c.s. heeft gehandeld.
Deze rechtsregel komt er op neer dat de wanprestatie van een contractspartij onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde kan opleveren. In het onderhavige geval mist deze rechtsregel echter toepassing, reeds omdat er niet van kan worden uitgegaan dat Compaen tekort is geschoten in de nakoming van de tussen haar en DMB gesloten overeenkomst van 14 maart 2007 waarmee de overeenkomst tussen DMB en [eiseres] c.s. van 21 december 2007 nauw samenhing. DMB en Compaen heeft afgedwongen dat DMB zou instemmen met het beëindigen van deze overeenkomst (…), maakt niet dat Compaen jegens DMB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Overige omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat Compaen jegens DMB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst d.d. 14 maart 2007, zijn gesteld noch gebleken. ”
Het juridisch kader van Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren toegelicht
Op 24 september 2004 gaf de Hoge Raad in het arrest Vleesmeesters/Alog een rechtsregel voor schade die een derde stelt te lijden door een wanprestatie tussen andere partijen. In rechtsoverweging 3.4 oordeelde de Hoge Raad:
“ Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken.”
De Hoge Raad noemt vervolgens negen omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de vraag of een wanpresterende partij de schade die een derde daardoor lijdt moet vergoeden.
In het arrest Wierts/Visseren uit 2012 plaatst de Hoge Raad bovengenoemd arrest in de context van aanneming van werk. De Hoge Raad dient in die kwestie te oordelen over de vraag of het toerekenbaar tekortschieten jegens de hoofdaannemer leidt tot aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever. De Hoge Raad overweegt – na herhaling van de belangrijkste overwegingen uit Vleesmeesters/Alog – als volgt (r.o. 3.4.3):
“ De onderaannemer zal in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening hebben te houden met de belangen van de opdrachtgever en de opdrachtgever zal in het algemeen erop mogen vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. […] Anders dan het middel betoogt, levert een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op.”
Dit betekent dat door toerekenbaar tekort te schieten niet per definitie ook onrechtmatig jegens de derde wordt gehandeld. Steeds zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden van het geval.
Hoge Raad
In cassatie wordt gesteld dat het hof ten onrechte heeft beslist dat de door de rechtbank gehanteerde rechtsregel uit Vleesmeesters/Alog in het onderhavige geval toepassing mist.
De vraag die bij de Hoge Raad voorligt is of het beoordelingskader voor delictuele aansprakelijkheid uit Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren pas van toepassing is als de contractuele wanprestatie vaststaat of dat dit niet vereist is.
Advocaat-Generaal mr. Valk concludeert in deze kwestie tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad beslist echter als volgt:
“ In dat beoordelingskader is bepalend of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde, en is dus niet mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn. De klacht slaagt”
Conclusie
Bij de vraag of een contractsluitende partij onrechtmatig heeft gehandeld jegens een derde gelden voornoemde rechtsregels uit de arresten Vleesmeesters/Alog en Wierts/Visseren. Daarvoor is dus niet vereist dat de contractsluitende partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarmee de belangen van die derde nauw samenhing.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid