Verzuim zonder ingebrekestelling?

18 maart 2014, laatst geüpdatet 1 november 2024
Wanneer u een overeenkomst heeft gesloten en vindt dat uw wederpartij daaruit voortvloeiende verplichtingen niet (correct) nakomt, dient u haar meestal een aanmaning (“ingebrekestelling”) te sturen, waarin een laatste, redelijke termijn wordt gegund om alsnog te presteren. Pas wanneer de wederpartij die termijn laat verstrijken, raakt zij in verzuim en heeft u de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te vorderen.De wet noemt enkele gevallen waarin verzuim intreedt z...
Steven Effting
Steven Effting
Advocaat - Senior
In dit artikel
Wanneer u een overeenkomst heeft gesloten en vindt dat uw wederpartij daaruit voortvloeiende verplichtingen niet (correct) nakomt, dient u haar meestal een aanmaning (“ingebrekestelling”) te sturen, waarin een laatste, redelijke termijn wordt gegund om alsnog te presteren. Pas wanneer de wederpartij die termijn laat verstrijken, raakt zij in verzuim en heeft u de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te vorderen.

De wet noemt enkele gevallen waarin verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Zo kan deze achterwege blijven, wanneer een voor nakoming afgesproken fatale termijn ongebruikt verstrijkt of u uit een mededeling van de wederpartij moet begrijpen dat zij haar verplichtingen niet zal nakomen.

Redelijkheid en billijkheid

De wettelijke opsomming van gronden voor verzuim zonder ingebrekestelling is niet limitatief. Er zijn dus ook andere situaties denkbaar waarin de schuldenaar in verzuim raakt, zonder dat hem een ingebrekestelling wordt gestuurd.

Soms kan worden aangenomen dat het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (de zogenaamde “beperkende werking”). Strikt genomen had de schuldeiser dan een ingebrekestelling moeten uitbrengen, zij het dat de schuldenaar zich daarop niet kan beroepen.

In andere gevallen kan gesteld worden dat een ingebrekestelling achterwege kan blijven op grond van de redelijkheid en billijkheid (de zogenaamde “aanvullende werking”). Een voorbeeld daarvan deed zich voor in de casus die leidde tot een arrest van het Hof Amsterdam van 5 maart 2013. Die zaak ging over het volgende.

De feiten

Sport Led en Medien Werkzeuge (“MW”) kopen gezamenlijk 210 videopanelen van een derde. Die panelen, waarvan elke koper 105 exemplaren in eigendom verkrijgt, zullen door hen gezamenlijk worden geëxploiteerd en kunnen onder meer worden gebruikt voor het vertonen van (reclame)boodschappen tijdens grote sportevenementen.

Op het moment dat voormelde overeenkomst wordt gesloten is Sport Led in onderhandeling met AFC Ajax over de exploitatie van de 210 panelen in de Amsterdam ArenA tijdens thuiswedstrijden van Ajax. De bedoeling van partijen is dat Sport Led de panelen tijdens die wedstrijden zal exploiteren en dat MW de panelen gedurende de rest van het jaar kan verhuren voor andere evenementen, waar ook ter wereld. Deze bedoeling wordt expliciet benoemd in de overeenkomst.

Na levering van de panelen neemt MW deze onder zich en gebruikt ze voor internationale verhuur. Enige tijd later lopen de onderhandelingen tussen Sport Led en Ajax stuk. Sport Led gaat op zoek naar alternatieve mogelijkheden om de panelen commercieel in te zetten. MW weigert echter om de panelen ter beschikking te stellen aan Sport Led, met als argument dat laatstgenoemde naliet om het speelschema van Ajax tijdig aan haar bekend te maken. Sport Led start daarop tot tweemaal toe een kort geding, waarin zij veroordeling van MW vordert tot afgifte van de panelen voor gebruik in een proefopstelling. In beide gevallen wijst de voorzieningenrechter die vordering toe.

Uiteindelijk gaat Sport Led over tot ontbinding van de overeenkomst, althans voor zover het de afspraken met MW betreft. MW accepteert deze ontbinding en retourneert de 105 aan Sport Led toebehorende panelen. In een daarop volgende bodemprocedure vordert Sport Led schadevergoeding van MW in verband met gederfde inkomsten, op grond van de stelling dat MW toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door de panelen steeds onder zich te houden, waardoor zij de door Sport Led gecreëerde mogelijkheden tot exploitatie heeft gefrustreerd. De rechtbank wijst de vordering af, waarna Sport Led in hoger beroep gaat.

Oordeel Hof

Anders dan de rechtbank, oordeelt het Hof Amsterdam dat MW toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Het Hof onderkent dat de exploitatie van de panelen tijdens thuiswedstrijden van Ajax een van de uitgangspunten van de samenwerking was. Toen bleek dat deze mogelijkheid wegviel hadden partijen, aldus het Hof, gezamenlijk naar een nieuwe invulling van de overeenkomst moeten zoeken en daarmee is niet te rijmen dat MW zich het alleenrecht op de exploitatie voorbehield. Zij heeft zich in overwegende mate door haar eigen belang laten leiden en verloor kennelijk uit het oog dat de helft van de panelen toebehoorde aan Sport Led.

Het Hof verwerpt het verweer van MW dat de vordering moet stranden omdat zij door Sport Led nooit in gebreke is gesteld en dus niet in verzuim is geraakt. Gelet op de vastgestelde feiten, waaronder met name de kort geding procedures die Sport Led voerde om afgifte van de panelen te bewerkstelligen, kon volgens het Hof een ingebrekestelling achterwege blijven. MW kon uit die procedures immers afleiden dat nakoming van haar verplichting tot terbeschikkingstelling van de panelen werd verlangd.

Tot slot

Deze uitspraak laat zien dat de feiten in een concreet geval aanleiding kunnen geven voor het aannemen van verzuim zonder ingebrekestelling. Wanneer het oordeel van een rechter op dit punt echter anders uitvalt, heeft dit vergaande consequenties voor de vordering. Als schuldeiser doet u er verstandig aan om op dit punt geen risico te lopen, door tijdig en op juiste wijze een ingebrekestelling aan uw debiteur te sturen.