Verplichting realiseren scootmobielstalling voor eigenaar-verhuurders?

25 april 2024, laatst geüpdatet 12 september 2024
Eigenaar-verhuurders krijgen in toenemende mate te maken met verzoeken van bewoners/gebruikers om scootmobielen te kunnen plaatsen in gemeenschappelijke ruimtes. Bij het behandelen van deze verzoeken dient een eigenaar-verhuurder erop bedacht te zijn dat zij dienen te voldoen aan specifieke (brandveiligheids)regelgeving. Het stallen van scootmobielen geeft een verhoogd risico op brand en vormt mogelijk een obstakel om te vluchten bij brand. Op grond van regelgeving kunnen eigenaar-verhuurders daarom gehouden zijn om een scootmobielstalling te realiseren. In dit artikel geven wij een overzicht van de relevante regelgeving.
In dit artikel

Wet maatschappelijke ondersteuning
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) kan een gemeente, aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening treffen waarbij een scootmobiel wordt verstrekt. Aangezien een bewoner zijn scootmobiel ook moet kunnen stallen, zou het kunnen betekenen dat het onredelijk en onbillijk is als eigenaar-verhuurder om de toestemming te weigeren om een scootmobiel in een gemeenschappelijke ruimte te plaatsen. Ook het Hof Amsterdam heeft eerder aldus geoordeeld.[1] Onze inschatting is echter dat dit niet zo ver gaat dat de eigenaar-verhuuder verplicht kan worden om op eigen kosten een geheel nieuwe stalling te realiseren.

De gemeente kan ook een maatwerkvoorziening verstrekken welke inhoudt dat de algemene ruimte wordt aangepast voor het stallen van een scootmobiel. Op grond van artikel 2.3.7 Wmo is een huurder bevoegd om zonder toestemming van de eigenaar-verhuurder een woningaanpassing aan te brengen. Alvorens de woningpassen aan te brengen of te doen aanbrengen, is de gemeente wel verplicht om de eigenaar-verhuurder de gelegenheid te bieden om een zienswijze te geven. Nota bene: de kosten van het eventueel weer in oude staat herstellen van de woning bij einde van de huur komen voor rekening van de verhuurder.

Besluit bouwwerken leefomgeving
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl’) wordt een onderscheid gemaakt tussen regelgeving voor bestaande- en nieuwbouw.

Nieuwbouw (bij woonfunctie)
Op grond van het Bbl (en daarvoor het Bouwbesluit 2012) is het verplicht om bij een te bouwen woonfunctie (nieuwbouw) een afsluitbare bergruimte om fietsen of scootmobielen te kunnen opbergen te realiseren. Deze verplichting, die inmiddels is vastgelegd in artikel 4.171 Bbl, geldt sinds 1 juni 2015.

Bestaande bouw
Het Bbl geeft geen specifieke voorschriften voor het stallen van scootmobielen bij bestaande bouw. Op dit uitgangspunt zou het bevoegd gezag een uitzondering kunnen maken door via artikel 3.7 Bbl een verplichting op te leggen aan gebouweigenaar om (brandveiligheids)voorzieningen te realiseren. Deze voorzieningen mogen nooit hoger zijn dan het nieuwbouwniveau; meer dan een afsluitbare bergruimte kan dus niet worden geëist. Een maatwerkvoorschrift kan alleen worden gesteld als het treffen van die voorzieningen naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk is. Ook moeten alle betrokken belangen, waaronder de (financiële) belangen van de eigenaar-verhuurder, worden afgewogen.

Huisvestigingsverordening
Gemeenten kunnen een huisvestigingsverordening opstellen, waarin zij richtlijnen opnemen voor levensloopgeschikte- en/of rolstoelgeschikte woonruimten. Deze richtlijnen zou kunnen inhouden dat bij dit type woningen in een woongebouw een stalling voor een scootmobiel gerealiseerd dient te worden. Gebouweigenaren (vaak woningcorporaties) die woningen labelen als levensloopgeschikte- en/of rolstoelgeschikte woonruimten moeten zich dan aan deze richtlijnen houden.

Brandveilig gebruik van bouwwerken
Een gebouweigenaar is los van het voorgaande verantwoordelijk voor het naleven van de brandveilig gebruiksvoorschriften zoals beschreven in artikel 6.4 Bbl (specifieke zorgplicht voor brandveilig gebruik van bouwwerken). Op grond van deze zorgplicht mogen in een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw waardoor een vluchtroute voert geen scootmobielen aanwezig zijn als daarmee vluchtmogelijkheden worden belemmerd.

Per 1 juli 2024 treedt daarnaast artikel 6.15a Bbl in werking. Dit artikel beoogt dat er in gemeenschappelijke verkeersruimtes geen brand kan ontstaan als gevolg van brandgevaarlijke objecten. Scootmobielen worden daarbij specifiek genoemd. Het stallen van scootmobielen in deze ruimtes is aldus niet toegestaan.

Op grond van het Bbl dient aan voornoemde voorschriften te worden voldaan door degene die het bouwwerk gebruikt. Uit de nota van toelichting volgt echter dat daaronder ook degene wordt verstaan die het bouwwerk laat gebruiken, bijvoorbeeld de eigenaar of verhuurder. Het stallen van een scootmobiel in de gemeenschappelijke verkeersruimte door de huurder zou aan de eigenaar-verhuurder kunnen worden toegerekend als gevolg waarvan er handhavend kan worden opgetreden tegen de eigenaar-verhuurder. Om dit zoveel als mogelijk te voorkomen ligt het op de weg van de eigenaar-verhuurder om toe te zien op het feitelijk gebruik van de woning. Dit kan bijvoorbeeld door over het stallen van scootmobielen (verbods- en boete)bepalingen in het huurcontract op te nemen of anderszins instructies te geven aan de huurders en te controleren of huurders zich hier aan houden.

Slotsom
Per 1 juli 2024 treedt het nieuwe artikel 6.15a Bbl in werking. Dit artikel benadrukt dat scootmobielen niet in gemeenschappelijke verkeersruimten waarover een vluchtroute voert mogen worden gestald. Ook een eigenaar-verhuurder is verantwoordelijk voor de naleving van dit artikel. Dat zou voor een gebouweigenaar een reden kunnen zijn om – hoewel hij daartoe bij bestaande bouw niet verplicht is – een stallingsruimte voor scootmobielen te realiseren. Ook zou kunnen worden gedacht aan een andere gelijkwaardige en brandveilige oplossing. Bij maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo welke een woningaanpassing ten behoeve van een scootmobielstalling inhouden dient de gebouweigenaar zelfs te dulden dat er een dergelijke stallingsruimte wordt gecreëerd.

[1] Hof Amsterdam 5 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:767.

Gerelateerd

Geen strengere maatstaf voor inbezitneming publieke grond

In de rechtspraak wordt zo nu en dan geoordeeld dat voor publieke gronden een strengere maatstaf voor inbezitneming zou moeten gelden dan voor niet publieke...

Verkoper aansprakelijk door mededelingen over bodemverontreiniging?

Indien de koper van onroerend goed na aankoop ontdekt dat er bodemverontreiniging aanwezig is, zal hij vaak proberen zijn schade te verhalen op de verkoper....

Voornemen tot prejudiciële vragen: het spanningsveld tussen eigendom van de woning vs. belangen van het kind bij ontruiming

Dinsdag 8 oktober jl. heeft de rechtbank Noord-Holland een opmerkelijk tussenvonnis gewezen in een ontruimingskort geding. Voor wat betreft de situatie dat er...
Rechterhamer bouwhelm

Geen waarschuwing door de aannemer, toch prijsverhoging bij meerwerk

Indien een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de...

Verhuurders opgelet! De Wet betaalbare huur is in werking getreden

In een eerder artikel informeerden we u over de hoofdlijnen van de Wet betaalbare huur die vanaf 1 juli 2024 in werking is getreden. Deze wet heeft als doel de...

Advies aan de Hoge Raad dat huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is

Er gloort licht voor verhuurders! Enige tijd geleden heeft de rechtbank Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de indexatiebedingen in...
No posts found