Op 31 januari 2012 heeft het Hof Amsterdam arrest gewezen als vervolg op het arrest van de
Hoge Raad d.d. 11 juli 2008 (NJ 2008, 416). In deze kwestie gaat het om de terhandstelling van algemene voorwaarden.
De partij die algemene voorwaarden hanteert (de ‘gebruiker’), dient zijn wederpartij in de gelegenheid te stellen van de voorwaarden kennis te nemen (
6:233 BW). Dit kan door middel van terhandstelling (
6:234 lid 1 sub a BW). Heeft de gebruiker de voorwaarden niet of niet correct ter hand gesteld, dan zijn de voorwaarden vernietigbaar.
In de zaak van het Hof Amsterdam ging het om een koper die stelde dat de door hem gekochte machine ondeugdelijk was. De verkoper beriep zich echter op een exoneratieclausule in de algemene voorwaarden. De koper betwistte vervolgens dat de algemene voorwaarden aan hem ter hand waren gesteld.
Degene die zich op algemene voorwaarden beroept, dient, indien dit wordt betwist, te bewijzen dat de voorwaarden ter hand gesteld zijn. In het onderhavige geval beriep de verkoper zich op de opdrachtbevestiging waarop de volgende passage was opgenomen: “ bij ondertekening verklaart ondergetekende de algemene voorwaarden te hebben gelezen en akkoord te hebben bevonden.” De koper had de opdrachtbevestiging ondertekend en zich dus met de algemene voorwaarden bekend en akkoord verklaard.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 11 juli 2008 (NJ 2008, 416), alsmede in zijn arrest van 21 september 2007 (NJ 2009, 50) geoordeeld dat een dergelijke ondertekende verklaring dwingend bewijs oplevert in de zin van artikel 157 lid 2 Rv. De verkoper had dus bewezen dat hij de algemene voorwaarden ter hand gesteld had.
De termijn ‘dwingend bewijs’ is echter enigszins misleidend, omdat ook tegen dwingend bewijs tegenbewijs kan worden geleverd. In de onderhavige zaak had het Hof Arnhem in hoger beroep de koper ten onrechte niet de gelegenheid gegeven om dit tegenbewijs te leveren, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad verwees de zaak vervolgens naar het Hof Amsterdam.
Het Hof Amsterdam heeft in navolging van het arrest van de Hoge Raad de koper de gelegenheid gegeven tegenbewijs te leveren. De koper heeft dit tegenbewijs vervolgens aangeboden door middel van het horen van 5 getuigen. De koper zelf verklaarde dat de algemene voorwaarden niet waren bijgevoegd en dat hij geen aandacht had besteed aan de voorgedrukte, door hem ondertekende verklaring. Eén getuige bevestigde dat de algemene voorwaarden niet waren meegezonden, de andere drie konden zich het niet herinneren.
Het Hof Amsterdam vond deze getuigenverklaringen voldoende tegenbewijs. De koper heeft dus bewezen dat de algemene voordwaarden niet waren meegezonden en dus niet ter hand zijn gesteld. Het beroep op vernietiging slaagt.
Deze zaak is een goed voorbeeld van het belang van het correct ter hand stellen van algemene voorwaarden. Het is voor een gebruiker van algemene voorwaarden zeer moeilijk om te bewijzen dat de voorwaarden met de overeenkomst zijn meegestuurd. De Hoge Raad leek de gebruiker daarin wat tegemoet te komen door te oordelen dat een ondertekening van ontvangst en akkoord dwingend bewijs oplevert. De manier waarop het Hof Amsterdam het tegenbewijs in deze zaak heeft gewaardeerd, lijkt hieraan enerzijds echter weer paal en perk te stellen. Anderzijds heeft het Hof de regels van bewijslastverdeling correct toegepast en kan men zich afvragen hoe de wederpartij, anders dan het horen van getuigen, tegenbewijs kan leveren zonder dat de mogelijkheid daartoe illusoir wordt.
Een bewijsprobleem kan worden voorkomen door de algemene voorwaarden op de achterzijde van het briefpapier te drukken. De gebruiker voldoet dan in beginsel aan de eis van terhandstelling. Daarnaast kan een discussie over de terhandstelling worden voorkomen door de wederpartij te vragen een per pagina ondertekende versie van de voorwaarden terug te sturen.
In de zaak van het Hof Amsterdam ging het om een koper die stelde dat de door hem gekochte machine ondeugdelijk was. De verkoper beriep zich echter op een exoneratieclausule in de algemene voorwaarden. De koper betwistte vervolgens dat de algemene voorwaarden aan hem ter hand waren gesteld.
Degene die zich op algemene voorwaarden beroept, dient, indien dit wordt betwist, te bewijzen dat de voorwaarden ter hand gesteld zijn. In het onderhavige geval beriep de verkoper zich op de opdrachtbevestiging waarop de volgende passage was opgenomen: “ bij ondertekening verklaart ondergetekende de algemene voorwaarden te hebben gelezen en akkoord te hebben bevonden.” De koper had de opdrachtbevestiging ondertekend en zich dus met de algemene voorwaarden bekend en akkoord verklaard.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 11 juli 2008 (NJ 2008, 416), alsmede in zijn arrest van 21 september 2007 (NJ 2009, 50) geoordeeld dat een dergelijke ondertekende verklaring dwingend bewijs oplevert in de zin van artikel 157 lid 2 Rv. De verkoper had dus bewezen dat hij de algemene voorwaarden ter hand gesteld had.
De termijn ‘dwingend bewijs’ is echter enigszins misleidend, omdat ook tegen dwingend bewijs tegenbewijs kan worden geleverd. In de onderhavige zaak had het Hof Arnhem in hoger beroep de koper ten onrechte niet de gelegenheid gegeven om dit tegenbewijs te leveren, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad verwees de zaak vervolgens naar het Hof Amsterdam.
Het Hof Amsterdam heeft in navolging van het arrest van de Hoge Raad de koper de gelegenheid gegeven tegenbewijs te leveren. De koper heeft dit tegenbewijs vervolgens aangeboden door middel van het horen van 5 getuigen. De koper zelf verklaarde dat de algemene voorwaarden niet waren bijgevoegd en dat hij geen aandacht had besteed aan de voorgedrukte, door hem ondertekende verklaring. Eén getuige bevestigde dat de algemene voorwaarden niet waren meegezonden, de andere drie konden zich het niet herinneren.
Het Hof Amsterdam vond deze getuigenverklaringen voldoende tegenbewijs. De koper heeft dus bewezen dat de algemene voordwaarden niet waren meegezonden en dus niet ter hand zijn gesteld. Het beroep op vernietiging slaagt.
Deze zaak is een goed voorbeeld van het belang van het correct ter hand stellen van algemene voorwaarden. Het is voor een gebruiker van algemene voorwaarden zeer moeilijk om te bewijzen dat de voorwaarden met de overeenkomst zijn meegestuurd. De Hoge Raad leek de gebruiker daarin wat tegemoet te komen door te oordelen dat een ondertekening van ontvangst en akkoord dwingend bewijs oplevert. De manier waarop het Hof Amsterdam het tegenbewijs in deze zaak heeft gewaardeerd, lijkt hieraan enerzijds echter weer paal en perk te stellen. Anderzijds heeft het Hof de regels van bewijslastverdeling correct toegepast en kan men zich afvragen hoe de wederpartij, anders dan het horen van getuigen, tegenbewijs kan leveren zonder dat de mogelijkheid daartoe illusoir wordt.
Een bewijsprobleem kan worden voorkomen door de algemene voorwaarden op de achterzijde van het briefpapier te drukken. De gebruiker voldoet dan in beginsel aan de eis van terhandstelling. Daarnaast kan een discussie over de terhandstelling worden voorkomen door de wederpartij te vragen een per pagina ondertekende versie van de voorwaarden terug te sturen.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid