Wanneer er om bepaalde redenen tijdelijk niet wordt voortgeprocedeerd in een zaak, bijvoorbeeld omdat partijen in afwachting zijn van een deskundigenonderzoek of in onderhandeling zijn, dan kan de zaak worden verwezen naar de parkeerrol. Indien de procedure dan niet binnen afzienbare tijd wordt voortgezet, kan de rechtbank ambtshalve of op verzoek van partijen de zaak doorhalen. Dit volgt uit artikel 246 Rv.
Doorhaling is enkel een administratieve handeling waarbij de zaak wordt verwijderd uit het bestand van lopende zaken. Doorhaling van de zaak betekent niet dat de zaak klaar is; de zaak kan namelijk door een partij weer worden opgebracht ter voortzetting van het geding. Het geding wordt dan hervat zonder dat het ooit is geëindigd. Aan de doorhaling zijn op zichzelf dus geen rechtsgevolgen verbonden. Wel kunnen partijen de rechtsgevolgen bij overeenkomst bepalen. Partijen kunnen bijvoorbeeld onderling afspreken dat de doorhaling definitief is.
In de zaak ECLI:NL:RBAMS:2014:6763 besloot de eisende partij, nadat de zaak ruim 10 jaar had stilgelegen, om toch verder te procederen. De gedaagde partij was hier (uiteraard) door verrast en heeft zich (in incident) op het standpunt gesteld dat de vordering van eiser zonder inhoudelijk voortprocederen moet worden afgewezen op grond van verjaring althans rechtsverwerking.
De gedaagde partij kreeg echter niet direct gelijk van de rechtbank Amsterdam. Van verjaring is geen sprake, omdat de procedure door de doorhaling niet is beëindigd. De dagvaarding behoudt haar stuitende werking ten minste tot het geding is geëindigd en daar is nou juist geen sprake van geweest (artikel 3:316 BW). Van rechtsverwerking kan vervolgens alleen sprake zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht.
De rechtbank Amsterdam oordeelt dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (Hoge Raad 24 april 1998, NJ 1998, 621). Het enkel stilzitten van de eisende partij is volgens de rechtbank Amsterdam ook niet voldoende voor het slagen van een beroep op rechtsverwerking.
De rechtbank begrijpt daarentegen het standpunt van de gedaagde partij wel en biedt haar een handreiking aan door te oordelen dat een beroep op rechtsverwerking wegens onredelijke benadeling of verzwaring van de positie van de gedaagde (de gedaagde komt misschien in bewijsnood doordat relevante stukken verloren zijn gegaan of getuigen niet meer te traceren zijn) later zal worden beoordeeld. ‘Later’, omdat eerst zal worden voortgeprocedeerd; dan zal immers blijken of gedaagde inderdaad in haar belangen is geschaad.
Doorhaling is enkel een administratieve handeling waarbij de zaak wordt verwijderd uit het bestand van lopende zaken. Doorhaling van de zaak betekent niet dat de zaak klaar is; de zaak kan namelijk door een partij weer worden opgebracht ter voortzetting van het geding. Het geding wordt dan hervat zonder dat het ooit is geëindigd. Aan de doorhaling zijn op zichzelf dus geen rechtsgevolgen verbonden. Wel kunnen partijen de rechtsgevolgen bij overeenkomst bepalen. Partijen kunnen bijvoorbeeld onderling afspreken dat de doorhaling definitief is.
In de zaak ECLI:NL:RBAMS:2014:6763 besloot de eisende partij, nadat de zaak ruim 10 jaar had stilgelegen, om toch verder te procederen. De gedaagde partij was hier (uiteraard) door verrast en heeft zich (in incident) op het standpunt gesteld dat de vordering van eiser zonder inhoudelijk voortprocederen moet worden afgewezen op grond van verjaring althans rechtsverwerking.
De gedaagde partij kreeg echter niet direct gelijk van de rechtbank Amsterdam. Van verjaring is geen sprake, omdat de procedure door de doorhaling niet is beëindigd. De dagvaarding behoudt haar stuitende werking ten minste tot het geding is geëindigd en daar is nou juist geen sprake van geweest (artikel 3:316 BW). Van rechtsverwerking kan vervolgens alleen sprake zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht.
De rechtbank Amsterdam oordeelt dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (Hoge Raad 24 april 1998, NJ 1998, 621). Het enkel stilzitten van de eisende partij is volgens de rechtbank Amsterdam ook niet voldoende voor het slagen van een beroep op rechtsverwerking.
De rechtbank begrijpt daarentegen het standpunt van de gedaagde partij wel en biedt haar een handreiking aan door te oordelen dat een beroep op rechtsverwerking wegens onredelijke benadeling of verzwaring van de positie van de gedaagde (de gedaagde komt misschien in bewijsnood doordat relevante stukken verloren zijn gegaan of getuigen niet meer te traceren zijn) later zal worden beoordeeld. ‘Later’, omdat eerst zal worden voortgeprocedeerd; dan zal immers blijken of gedaagde inderdaad in haar belangen is geschaad.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid