In de hiervoor genoemde zaak van de Brabantse Voorzieningenrechter maakte de nummer twee bezwaar tegen gunning aan de nummer één, omdat de nummer één niet zou kunnen voldoen aan door de aanbestedende dienst gestelde eisen. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de aanbestedende dienst navraag gedaan bij de nummer één, die verzekerde dat zij – zoals beschreven in haar inschrijving – wél aan de eisen zou voldoen. De nummer twee heeft een kort geding aangespannen en daarvoor twee verklaringen van andere gemeenten uit de kast getrokken. Met die verklaringen probeerde zij aan te tonen dat de nummer één met de software die zij bij die gemeenten levert niet voldoet aan de deze aanbesteding gevraagde uitvoeringseisen. Daarnaast had de nummer twee nog een aantal stellingen, waarmee zij probeerde aan te tonen dat de nummer één niet kon voldoen aan de eisen. Dit alles was echter onvoldoende om aan te tonen dat sprake was van ‘gerede twijfel’ en dat de aanbestedende dienst nader onderzoek had moeten doen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de aanbestedende dienst op basis van de inschrijving van de nummer één en haar verklaringen naar aanleiding van door de aanbestedende dienst gestelde vragen er zonder verdergaand onderzoek van uit kunnen gaan dat de nummer één een geldige inschrijving heeft ingediend en dat zij met het door haar aangeboden product aan de in de aanbesteding gestelde eisen kan voldoen.
Ook in andere uitspraken komt naar voren dat van ‘gerede twijfel’ niet snel sprake is. Zo oordeelde de Gelderse Voorzieningenrechter in een zaak waarin een verliezende inschrijver de aanbestedende dienst had verzocht navraag te doen bij de winnende inschrijvers over vermeende afstemming van inschrijvingen. De Voorzieningenrechter oordeelde dat er wel enige twijfel bestaat en het kan zijn dat in een bodemprocedure na bewijslevering anders geoordeeld zal worden, maar dat daarvoor in het kort geding geen plaats is. Op het moment van het kort geding is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat tussen de winnende inschrijvers daadwerkelijk ongeoorloofd gecoördineerd gedrag heeft plaats gehad of minst genomen ter zake gerede twijfel bestaat. Hoewel er dus wel ‘enige twijfel bestaat’ is dat onvoldoende om het bestaan van ‘gerede twijfel’ aan te nemen.
De verificatieplicht staat ook op gespannen voet met de SAG en Manova jurisprudentie, waarin is bepaald dat een aanbestedende dienst slechts in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid tot herstel mag bieden. Ook de Commissie van Aanbestedingsexpert heeft in haar advies 310 strikte voorwaarden geformuleerd voor het vragen van een toelichting.