Tot 1 juli 2001 verhuurt een woningbouwcorporatie een woning in een sloopgebied in Den Haag aan een (alleenstaande) man. De man (hierna: huurder) ontvlucht (door omstandigheden) regelmatig de woning. Wanneer een medewerker van de woningbouwcorporatie vergezeld door een wijkagent de (openstaande) woning betreedt, treffen zij niemand aan. De (nog) aanwezige goederen zijn door de woningbouwcorporatie (zonder toestemming van de huurder) weggehaald.
De woningbouwcorporatie heeft de goederen niet opgeslagen en evenmin een inventarisatielijst opgemaakt. Vervolgens zijn de goederen verdwenen. Naar aanleiding hiervan vordert de huurder bij de rechtbank Den Haag, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de woningbouwcorporatie onrechtmatig heeft gehandeld door de inboedel zonder toestemming weg te halen en betaling van €25.000,- als schadevergoeding voor de verloren goederen. De rechtbank oordeelt dat de woningbouwcorporatie inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld jegens de huurder, maar niet schadeplichtig is nu door de huurder niet is bewezen of en zo ja voor welk bedrag hij schade heeft geleden. De huurder is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof.
Het hof laat het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de onrechtmatige daad in stand. De woningbouwcorporatie heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de huurder zijn huurrecht van de woning had prijsgegeven en dat zich in de woning geen spullen van enige waarde meer bevonden. Ook mocht de woningbouwcorporatie niet vrijelijk over deze spullen beschikken volgens het hof.
Voor wat betreft de bewijslast van de door de huurder gevorderde schadevergoeding van € 25.000,- is de huurder ook in hoger beroep in het ongelijk gesteld. Het hof acht wel bewezen dat zich nog enige goederen in de woning bevonden, maar het is volgens het hof niet aannemelijk dat deze gebruiksgoederen een waarde zouden kunnen vertegenwoordigen van € 25.000,-. Door het ontbreken van bewijs, waaronder dus ook een inventarisatielijst, heeft het hof de schade begroot op € 1.000,- (op de voet van artikel 6:97 BW; begroting van schade door de rechter).
TIP!
Wanneer u als verhuurder een woning ontruimt of laat ontruimen (op basis van een vonnis of met toestemming van de huurder) is het raadzaam om de door de huurder achtergelaten goederen nauwkeurig te (laten) beschrijven in een inventarisatielijst. Indien u als verhuurder bij een ontruiming goederen van enige waarde aantreft, is het op basis van bovenstaand arrest eveneens raadzaam deze goederen (tijdelijk) op te slaan en de huurder nogmaals schriftelijk in de gelegenheid te stellen om de goederen te komen afhalen.