In eerste instantie zou de belastingrente met betrekking tot de vennootschapsbelasting en bronbelasting vanaf 1 maart 2023 stijgen van 8,0% naar 10,5% (van bronbelasting is mogelijk sprake bij de betaling van rente en royalty's). De staatssecretaris van Financiën heeft nu aangegeven af te zien van deze verhoging van de belastingrente, waardoor het percentage voorlopig 8,0% blijft. Dit zal middels een wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente worden vormgegeven. De staatssecretaris van Financiën wil op dit moment geen verhoging doorvoeren, omdat later dit jaar de percentages van de belastingrente opnieuw bekeken zullen worden door het kabinet.
Indien u recht heeft op te vergoede belastingrente, dan zal in de periode tussen 1 maart 2023 en het moment dat de wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente van kracht wordt het belastingrentetarief van 10,5% gehanteerd worden. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat de betreffende belastingplichtigen een nabetaling zullen ontvangen en geen actie hoeven te ondernemen.
Verzoeken om een voorlopige aanslag
Ondanks dat de belastingrente niet stijgt, blijft het van belang om bij de Belastingdienst tijdig om oplegging van een (aanvullende) voorlopige aanslag vennootschapsbelasting te vragen. Belastingrente is verschuldigd als de aanslag met een dagtekening vanaf zes maanden na het einde van het betreffende boekjaar wordt opgelegd. Voor een boekjaar dat eindigt op 31 december 2022 betekent dit dat mogelijk belastingrente is verschuldigd vanaf 1 juli 2023.
Renteaftrek
De belastingrente is in principe wel een aftrekbare kostenpost voor de belastingplichtige. In de visie van de Belastingdienst wordt deze rente ook niet in aftrek beperkt door toepassing van renteaftrekbeperkingen.
Andere belastingmiddelen
De belastingrente met betrekking tot de andere belastingmiddelen blijft vooralsnog 4%.
Geld op bankrekening Belastingdienst
Sinds 1 januari 2023 is in de belastingwetgeving opgenomen dat geen belastingrente is verschuldigd gedurende de periode dat de te betalen belasting op de bankrekening van de Belastingdienst heeft gestaan. Dit wordt toegelicht aan de hand van het onderstaande voorbeeld.
- De Belastingdienst legt op 1 januari 2022 een voorlopige aanslag Vpb op voor het jaar 2022 met een te betalen bedrag van € 100.000.
- De belastingplichtige dient op 1 september 2023 de aangifte Vpb 2022 in, waaruit een te betalen bedrag van € 60.000 volgt. Na verrekening met de voorlopige aanslag, kan de belastingplichtige een teruggave verwachten van € 40.000.
- De Belastingdienst vermindert op 1 oktober 2023 de voorlopige aanslag Vpb naar een te betalen bedrag van € 60.000. De belastingplichtige ontvangt de te veel betaalde Vpb van € 40.000 terug.
- Na een boekenonderzoek legt de Belastingdienst op 1 oktober 2024 een definitieve aanslag Vpb 2022 op met een te betalen bedrag van € 130.000. Na verrekening met de verminderde voorlopige aanslag, bedraagt het te betalen bedrag € 70.000.
- Het tijdvak waarover belastingrente is verschuldigd vangt op 1 juli 2023 aan. Het rentedragende bedrag bedraagt € 70.000. Een deel van het verschuldigde bedrag (€ 100.000 -/- € 60.000 = € 40.000) stond tussen 1 juli 2023 en 1 oktober 2023 op de bankrekening van de Belastingdienst. Over dit bedrag is in de genoemde periode geen belastingrente verschuldigd.
Bovenstaande wetgeving geldt niet voor de loon- en omzetbelasting.