Splitsing bouwplan
Splitsing van een bouwplan dat uit verschillende onderdelen bestaat is in beginsel niet mogelijk. Een bouwplan dient als één geheel te worden beschouwd. Een bouwplan kan alleen worden gesplitst indien het bestaat uit onderdelen die in functioneel en bouwkundig opzicht van elkaar kunnen worden onderscheiden. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om bij een bouwplan voor het realiseren van een woning de uitbreiding van de keuken te splitsen van de rest van het bouwplan. De keuken vormt namelijk één ruimte, die niet functioneel en bouwkundig is te onderscheiden in twee afzonderlijke delen (zie ABRvS 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:699).
Alleen delen van een bouwplan die in functioneel en bouwkundig opzicht van elkaar kunnen worden onderscheiden kunnen dan ook worden gesplist in een vergunningsplichtig en vergunningsvrij deel. Dit is dus een eerste juridische hobbel die genomen moet worden voordat de keuze door de initiatiefnemer kan worden gemaakt om vergunningsvrije delen wel of niet in de aanvraag op te nemen.
Toevoegen van vergunningsvrije delen in de aanvraag
Het is mogelijk om vergunningsvrije delen in een aanvraag op te nemen. In de praktijk gebeurt dat ook vaak. Voor initiatiefnemers is het namelijk praktisch om één set bouwtekeningen te maken waarop het gehele bouwplan is weergegeven. Het kan daarnaast ook opportuun zijn om de vergunningsvrije delen wel in de aanvraag op te nemen, omdat de kans bestaat dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent voor het gehele bouwplan zonder onderscheid te maken in vergunningsvrij en vergunningsplichtig. De vergunningsvrije delen worden dan als het ware vergund. De initiatiefnemer verkrijgt in feite de zekerheid dat ook deze delen gebouwd mogen worden. Dat verkleint het risico op handhaving achteraf.
Bovendien heeft de vergunninghouder nog enige ruimte om de vergunningsvrije delen niet of in afwijking van de verleende omgevingsvergunning te bouwen. In een uitspraak van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2891) heeft de Afdeling overwogen dat als in afwijking van een verleende vergunning wordt gebouwd, maar de bouwactiviteit op zichzelf vergunningsvrij is, aan de overtreder niet het bouwen in strijd met artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo kan worden tegengeworpen. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat dit deel van het bouwwerk zou moeten worden gesloopt en vervolgens zonder omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” opnieuw kan worden opgericht. Dat strookt niet met de bedoeling van de wetgever.
Vergunningsvrije delen buiten de aanvraag laten
Als de aanvrager van een omgevingsvergunning delen van een bouwplan buiten de aanvraag wil laten, omdat deze volgens hem vergunningsvrij kunnen worden gebouwd, dan moet de aanvrager dat primair doen door deze delen niet in de aanvraag op te nemen. Vergunningsvrije delen van een bouwplan zijn immers vergunningsvrij en hoeven niet te worden aangevraagd.
Krijtstreepmethode
Als de onderdelen toch in de aanvraag worden opgenomen moet uit de aanvraag onmiskenbaar te blijken voor welke onderdelen van het bouwplan wél en waarvoor géén omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Ook dient de oppervlakte van het bouwplan waarvoor wel vergunning wordt gevraagd duidelijk uit de aanvraag te blijken. Dit moet uit het oogpunt van rechtszekerheid van derden en ter bepaling van wat het oorspronkelijk hoofdgebouw is. Dat kan bijvoorbeeld met de krijtstreepmethode: door middel van een fictieve ‘krijtstreep’ wordt het bouwplan opgedeeld in vergunningsvrije en vergunningsplichtige delen. Maar ook door middel van arceringen kan worden aangegeven welke onderdelen volgens de aanvrager omgevingsvergunningvrij kunnen worden gerealiseerd en buiten de aanvraag worden gelaten (zie ABRvS 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:699). Het bevoegd gezag dient vervolgens in de te verlenen omgevingsvergunning duidelijk tot uitdrukking te brengen welke onderdelen vergunningsvrij zijn en daarom niet bij de beoordeling van de aanvraag zijn betrokken en derhalve niet zijn vergund (zie ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:640).
Blijkt niet exact en uitdrukkelijk uit de aanvraag welke delen vergunningsvrij zijn en daarom buiten de aanvraag moeten worden gelaten, dan moet het bevoegd gezag het gehele bouwplan beoordelen. Zo is het op de bouwtekening omcirkelen van onderdelen met wolkjes niet afdoende (zie ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:640). De kans bestaat dan dat de vergunning wordt geweigerd op delen die eigenlijk vergunningsvrij kunnen worden gerealiseerd. In dat geval is het verstandig om de vergunningsvrije delen buiten de aanvraag te laten, zodat deze geen weigeringsgrond kunnen vormen.
Conclusie
Soms moeten vergunningsvrije delen in een aanvraag worden opgenomen, omdat deze delen niet in functioneel en bouwkundig opzicht van de vergunningsplichtige delen kunnen worden onderscheiden. Maar als de initiatiefnemer de keuze heeft, dan hangt het van geval tot geval af of verstandig is om vergunningsvrije delen in de aanvraag op te nemen. Enerzijds kan het opportuun zijn omdat daarmee de zekerheid wordt verkregen dat de vergunningsvrije delen mogen worden gebouwd. Anderzijds bestaat de kans dat de vergunning wordt geweigerd op delen die eigenlijk vergunningsvrij zijn.
Wilt u meer weten over het splitsen van een bouwplan in vergunningsplichtige en vergunningsvrije delen? Neem dan contact op met Joyce de Bruijn of Jasper Molenaar.