Van wie is het medisch dossier?

12 juli 2012, laatst geüpdatet 12 september 2024
 Het medisch dossier van patiënten staat in de jurisprudentie en de praktijk regelmatig in de belangstelling. Wie hebben recht op inzage? Aan wie mogen kopieën worden verstrekt? Wie is eigenaar? Deze vragen kwamen onlangs weer aan de orde in een arrest van de Hoge Raad, gewezen op 25 mei jl. (LJN: BV8508). De casus die uiteindelijk tot dit arrest heeft geleid was de volgende.De casusEen cosmetisch chirurg was in 2004 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de Velthuis Kliniek (de kli...
Luuk Arends 
Luuk Arends 
Advocaat - Partner
In dit artikel
 

Het medisch dossier van patiënten staat in de jurisprudentie en de praktijk regelmatig in de belangstelling. Wie hebben recht op inzage? Aan wie mogen kopieën worden verstrekt? Wie is eigenaar? Deze vragen kwamen onlangs weer aan de orde in een arrest van de Hoge Raad, gewezen op 25 mei jl. (LJN: BV8508). De casus die uiteindelijk tot dit arrest heeft geleid was de volgende.

De casus

Een cosmetisch chirurg was in 2004 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de Velthuis Kliniek (de kliniek). Op basis van die samenwerking verrichte de chirurg cosmetische operaties bij patiënten die door de kliniek geworven waren. De kliniek stelt faciliteiten ter beschikking en declareerde de zorg namens de chirurg. Het gefactureerde bedrag werd maandelijks aan de chirurg uitgekeerd, na aftrek voor een vergoeding voor door de kliniek geleverde facilitaire diensten. In 2009 heeft de chirurg de samenwerking opgezegd. De kliniek heeft hem de toegang tot de centrale patiëntendatabase ontzegd. De chirurg spande daarop een kort geding aan om de kliniek tot afgifte (van kopieën van) de dossiers te dwingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kliniek een kopie van het dossier dient af te geven zodra een patiënt zich tot de chirurg heeft gewend voor inzage daarin of afschrift daarvan. Het hof veroordeelde de kliniek tot afgifte van kopieën van de medische dossiers. De kliniek heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Haar klachten tegen het arrest kwamen er kort gezegd op neer dat medisch dossiers van patiënten van een arts, die niet in loondienst van het ziekenhuis werkzaam is, na zijn vertrek uit het ziekenhuis in principe daar achter zouden moeten blijven, ook als de arts als hulpverlener in de zin van de Wgbo moet worden aangemerkt. Indien deze regel niet zonder meer kan worden toegepast, zo stelt de kliniek, dan zou een belangenafweging plaats dienen te vinden waarbij het belang van de patiënt wordt meegenomen dat zijn dossier niet onnodig wordt vermenigvuldigd.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad maakte korte metten met deze stellingen en overweegt het volgende. De kliniek en de chirurg zijn beide als hulpverlener in de zin van de Wgbo aan te merken ten aanzien van patiënten die door de chirurg behandeld, maar door de kliniek geworven zijn. Iedere hulpverlener is op grond van de Wgbo verplicht om een medisch dossier in te richten én te bewaren. Indien een patiënt de hulpverlener vraagt om inzage, dient de hulpverlener de patiënt zo spoedig mogelijk inzage of afschrift te verschaffen. Daaruit vloeit voort, aldus de Hoge Raad, dat iedere hulpverlener dient te beschikken over dossiers van patiënten voor zover deze door hem behandeld zijn. Indien twee samenwerkende hulpverleners uiteen gaan, is geen sprake van onnodige vermenigvuldiging van de het medisch dossier. Het oordeel van het hof, dat luidde dat de kliniek kopieën diende af te geven, berust aldus niet op een onjuiste rechtsoverweging.

Maakt het verschil bij wie de eigendom van het dossier berust?

De PG die de Conclusie voor dit arrest schreef, concludeerde ook tot afwijzing van de cassatieklachten. Opvallend is dat de PG deze afwijzing baseert op een (iets) andere redenering dan de Hoge Raad. In deze zaak neemt de PG het eigendomsrecht van het medisch dossier tot uitgangspunt. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wgbo blijkt dat de hulpverlener de eigenaar van het ‘tastbare’ dossier is.Voor de gegevens die dat tastbare dossier bevat geldt dat niet, daarvoor wordt veeleer aangenomen dat het om beschikkingsbevoegdheid van de hulpverlener gaat, aldus de PG.

Het hof had in zijn arrest overwogen dat zowel de kliniek als de chirurg hulpverlener in de zin van de Wgbo zijn en dat de vertrekkend chirurg daarom zonder meer recht heeft op afgifte van tenminste een kopie van de medische dossiers. De PG verbindt aan deze overweging van het hof, na uitgebreid in te zijn gegaan op het eigendomsrecht ten aanzien van medische dossiers, de conclusie dat de vertrekkend chirurg recht heeft op afgifte van in ieder geval kopieën van het medisch dossier omdat, zo begrijpt de PG, hij als hulpverlener eigenaar is van de medische dossiers (tezamen met het ziekenhuis). Aldus is het hof naar mening van de PG niet uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.

Conclusie

De Hoge Raad volgt - naar mijn mening terecht - deze redenering van de PG niet geheel. De Raad oordeelt wel dat de hulpverlener recht heeft op afgifte van kopieën van de medische dossiers, echter niet omdat hij daarvan mede de eigenaar is, maar omdat ook op hem als hulpverlener een dossier- en bewaarplicht rust en dat ook hij de patient inzage in en kopieën daarvan moet kunnen verstrekken indien die patient daarom vraagt. Dat is ook de kern van de zaak. De Wgbo ziet vóór alles op bescherming van patiëntenrechten. Aan die bescherming draagt bij dat de hulpverlener een medisch dossier over de patient en diens behandeling bijhoudt, en dat de patient daarin inzage kan hebben indien hij dat wenst. Een vertrekkend hulpverlener moet daarom kopieën krijgen van de dossiers over patienten die hij behandeld heeft. Wie nu eigenlijk eigenaar is van het dossier, doet niet direct ter zake.

Gerelateerd

No posts found