Overgangsrecht
Vooropgesteld wordt dat uit het overgangsrecht van de Omgevingswet volgt dat verontreinigingen van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgedaan onder het oude recht. Voor verontreinigingen die zijn ontstaan na 1 januari 2024 geeft de Omgevingswet een nieuw juridisch kader. Wat wijzigt er specifiek met invoering van de Omgevingswet?
Decentralisering
Onder de Omgevingswet geldt het principe ‘decentraal, tenzij’. Provincies en grotere gemeenten dragen daarom bodemdossiers over aan de gemeenten die de verantwoordelijkheid overnemen. De gemeenten worden het bevoegd gezag met betrekking tot de bodemkwaliteitszorg en het bodembeleid in het Omgevingsplan en Omgevingsvisie. In feite lagen taken omtrent toezicht en handhaving al onder de Wbb bij de verschillende omgevingsdiensten. Dit blijft onder de Omgevingswet ook het geval.[1]
Decentrale normstelling
Met de Omgevingswet hebben decentrale overheden meer afwegingsruimte voor het stellen van kwaliteitsnormen voor het milieu. Het Rijk stelt hiervoor inhoudelijke kaders in de vorm van instructieregels. Die kunnen een standaardnorm en een bandbreedte meegeven. Zo kan het voorkomen dat in gemeente x een andere maximum voor een bepaalde stof in de bodem geldt dan in gemeente y. Daarnaast is het mogelijk dat gemeenten normen stellen voor stoffen die op rijksniveau nog geen concrete norm kennen. Vanaf 1 januari zagen we bijvoorbeeld bij de gemeente Dordrecht en de gemeenten rondom het Noordzeekanaal (Amsterdam en omstreken) dat normen worden gesteld voor de aanwezigheid van PFOA/PFAS, o.a. voor bouw- en graafactiviteiten.[2]
Zorgplichten
De zorgplicht van art. 13 Wbb is niet op dezelfde wijze overgenomen in de Omgevingswet, maar blijft wel gelden voor verontreinigingen die zijn ontstaan voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Omgevingswet kent algemene zorgplichten die zijn opgenomen in art. 1.6 en 1.7. Op grond van deze bepalingen is eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, verplicht om alle maatregelen te treffen om die te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Een specifieke zorgplicht is opgenomen in art. 2.11 Bal en geldt alleen voor een ‘milieubelastende activiteit’. Deze plicht strekt ertoe dat nadelige gevolgen voor veiligheid, gezondheid en milieu worden voorkomen, en voor zover dat niet mogelijk is, die nadelige gevolgen worden beperkt of ongedaan gemaakt. Het beschermingsniveau voor de bodem blijft met deze zorgplichten hetzelfde onder de Omgevingswet.[3]. Daarnaast kunnen gemeenten en provincies specifieke zorgplichten opnemen in het Omgevingsplan.[4]
Historische verontreinigingen en spoedlocaties
Onder de Omgevingswet wordt ervan uit gegaan dat de meeste spoedeisende locaties gesaneerd zijn.[5] Historische verontreinigingen van voor 1 januari 1987 zoals opgenomen in de Wbb kent de Omgevingswet dus niet, tenzij op deze verontreiniging al vóór 1 januari 2024 een beschikking is genomen, waardoor het nog onder het oude recht valt. Indien een verontreiniging van voor deze datum nieuw wordt aangetroffen, wordt dit aangeduid als ‘toevalsvondst’ en geldt een apart regime uit afd. 19.2a Omgevingswet. Ook de saneringsplicht voor spoedlocaties in geval van ernstige verontreiniging komt niet terug in de Omgevingswet. Indien ernstige historische verontreinigingen worden aangetroffen verplicht het college van B&W op grond van art. 19.9c lid 1 Omgevingswet de eigenaar van de grond tot het onmiddellijk treffen van redelijkerwijs te vragen tijdelijke beschermingsmaatregelen om onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid te voorkomen of te beperken. De eigenaar wordt dus niet verplicht de verontreiniging op te ruimen. Het is aan de eigenaar om te proberen de veroorzaker aansprakelijk te stellen.[6]
Saneringsplan en besluit over evaluatieverslag
Het saneringsplan verdwijnt onder de Omgevingswet. In dit plan moest inzicht worden gegeven in de voorgenomen saneringsactiviteit. Door het verdwijnen gaat een belangrijke bron van informatievoorziening vooraf verloren. Ook kan het ontbreken van een plan leiden tot onduidelijkheid voor partijen en de omgeving over wat verwacht kan en mag worden van de sanering.[7]
Ook neemt het bevoegd gezag bij sanering geen besluit meer over het evaluatieverslag dat na afloop van de activiteit is opgesteld. Wel moet het verslag worden meegestuurd met de gegevens en bescheiden na afloop van de activiteit. Zo krijgt het bevoegd gezag inzicht in de wijze waarop de sanering is uitgevoerd, welke eindresultaat het heeft opgeleverd en of de grond op een juist manier is afgevoerd. Indien uit het verslag blijkt dat niet volgens de regels is gesaneerd, kan het bevoegd gezag handhavend optreden.[8]
Graven en saneren
De Omgevingswet kent een duidelijker verschil tussen graven en saneren. Bij graven is er slechts sprake van het verzetten van grond en bestaat geen saneringsdoelstelling. Bij saneren gaat het om het verbeteren van de kwaliteit van de bodem. Dit onderscheid wordt gemaakt door van beide activiteiten een aparte milieubelastende activiteit te maken. Voor graven is onder de Omgevingswet geen vergunning meer nodig, maar volstaat het melden en/of aanleveren van bescheiden voorafgaand aan de activiteit via het Omgevingsloket. Nu geen voorgaande vergunning meer vereist is, wordt toezicht en handhaving belangrijker.[9]
Voor graven in een bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde gelden op grond van par. 3.2.21 Bal minder strenge regels dan voor graven in sterk verontreinigde grond (par. 3.2.22 Bal). Voor grondverzet onder de 25m2 gelden helemaal geen rijksregels meer. Gemeenten kunnen hiervoor wel regels opnemen in het omgevingsplan.[10]
Voor saneringen die vallen onder het overgangsrecht blijven de provincies en grotere gemeenten het bevoegd gezag. De individuele gemeenten zijn onder de Omgevingswet het nieuwe bevoegd gezag.
Onder de Omgevingswet staat niet het geval van bodemverontreiniging centraal, maar de voorgenomen activiteit of gebiedsopgave staat voorop.
Bo
demonderzoek
Per activiteit genoemd in hoofdstuk 4 Bal wordt aangegeven of bodemonderzoek nodig is. Een nulsituatieonderzoek is niet meer verplicht. Wel is het nulonderzoek nog verplicht volgens de omgevingsregeling in geval van genoemde milieubelastende activiteiten. Het eindsituatieonderzoek blijft wel verplicht en hangt samen met het einde van de milieu belastende activiteit.[11]
Afsluitend
Heeft u vragen over de juridische gevolgen van bodemverontreiniging? Neem dan gerust contact op.
[1] P. de Nijs, ‘Omgevingswet & bodem: basis voor (door)ontwikkeling’ PRO 2020/8, par. 3.1.
[2] PFOA-norm voor bouwen en bodem in omgevingsplan (dirkzwager.nl)
[3] Wat er verandert voor de zorgplicht bodem | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
[4] Bodembescherming onder de Omgevingswet | Stibbe; R. Bassie, ‘De zorgplicht van artikel 13 Wbb onder de Omgevingswet: is sprake van een beleidsneutrale omzetting met een gelijkwaardig beschermingsniveau?’, VGR 2022/1.
[5] R. Vreugdengil & G.,A van der Veen, ‘Bodem, grondwater en de Omgevingswet’, in: M.N. Boeve, F.A.M. Hobma & J.C. Verdaas, Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling: verder met een multidisciplinaire aanpak, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht 2023, p. 221-222.
[6] R. Vreugdengil & G.,A van der Veen, ‘Bodem, grondwater en de Omgevingswet’, in: M.N. Boeve, F.A.M. Hobma & J.C. Verdaas, Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling: verder met een multidisciplinaire aanpak, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht 2023, p. 222-223.
[7] R. Vreugdengil & G.,A van der Veen, ‘Bodem, grondwater en de Omgevingswet’, in: M.N. Boeve, F.A.M. Hobma & J.C. Verdaas, Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling: verder met een multidisciplinaire aanpak, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht 2023, p. 225.
[8] R. Vreugdengil & G.,A van der Veen, ‘Bodem, grondwater en de Omgevingswet’, in: M.N. Boeve, F.A.M. Hobma & J.C. Verdaas, Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling: verder met een multidisciplinaire aanpak, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht 2023, p. 225.
[9] Wat verandert er voor graven in de bodem | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
[10] P. de Nijs, ‘Omgevingswet & bodem: basis voor (door)ontwikkeling’ PRO 2020/8, par. 3.6; Wat verandert er voor graven in de bodem | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
[11] Veranderingen bodembeschermingsbeleid | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)