Staatssteun bij valorisatie?
Valorisatie vindt veelal plaats met behulp van – deels – publiek gefinancierde consortia waar zowel (publieke) onderwijsinstellingen als ondernemingen hun kennis inbrengen Als ondernemingen in dergelijke consortia een voordeel verkrijgen uit staatsmiddelen is er op grond van artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (‘VWEU’) sprake van staatssteun.
Staatsmiddelen kunnen een overheidssubsidie zijn maar ook de waarde van een intellectueel eigendomsrecht dat door een publieke universiteit (ter valorisatie) wordt ingebracht. Indien deze staatsmiddelen bij een onderneming terecht komen, kan dat voor hen een voordeel en dus staatssteun opleveren.
Een onderneming in de zin van de staatssteunregels is iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent die bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op een markt. Voor commerciële partijen die betrokken zijn bij valorisatie zal duidelijk zijn dat zij tot deze categorie behoren. Ook publieke onderzoeksinstellingen die valoriseren, kunnen echter goederen of diensten op de markt aanbieden, bijvoorbeeld in de vorm van contractonderzoek of de exploitatie van intellectuele eigendomsrechten. In die gevallen kunnen ook publieke onderzoeksinstellingen worden aangemerkt als onderneming.
Publieke onderzoeksinstellingen die betrokken zijn bij valorisatie kunnen dus zowel de ontvanger als de verkrijger van staatssteun zijn en dienen in beide hoedanigheden de staatssteunregels in acht te nemen.
Meldplicht en vrijstelling
Staatssteun is in principe verboden tenzij de voorgenomen staatssteun op grond van artikel 108 van het VWEU ter goedkeuring bij de Europese Commissie is gemeld door de steunverlener. De Europese Commissie zal na melding een afweging maken of de (maatschappelijke) voordelen van de staatssteun opwegen tegen de schade die de staatssteun oplevert. Aan melding gaat in de regel een uitgebreide informele procedure tussen melder en Europese Commissie vooraf om de definitieve/formele melding in onderling overleg voor te koken.
Een dergelijke meldingsprocedure is daarmee administratief belastend voor de staatssteunverlener, steunontvanger en de Europese Commissie. Bovendien geldt voor diverse vormen van staatssteun dat een positieve uitkomst van de definitieve beoordeling door de Europese Commissie aannemelijk is.
De Europese Commissie heeft daarom diverse categorieën van staatssteun van melding vrijgesteld door middel van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (‘AGVV’). Indien staatssteun aan voorwaarden van de AGVV voldoet, is melding niet langer noodzakelijk. De vrijstellingsvoorwaarden zijn minder belastend dan de voorwaarden voor melding bij de Europese Commissie. Het merendeel van alle staatssteun kan zodanig worden vormgegeven dat deze voor vrijstelling in aanmerking komt.
Voor valorisatie is van belang dat de AGVV diverse vormen van staatssteun voor Onderzoek, Ontwikkeling & Innovatie onder voorwaarden vrijstelt van de meldingsverplichting. Valoriserende partijen kunnen een meldingsverplichting onder meer vermijden bij staatssteun voor:
- onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;
- projecten waaraan het kwaliteitslabel ‘Excellentiekeur’ is toegekend (in het kader van Horizon 2020 of Horizon-Europa);
- Marie Skłodowska-Curieacties en ERC-Proof of concept-acties;
- door verschillende lidstaten gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;
- onderzoeksinfrastructuur;
- innovatieclusters;
- innovatie door Kleine en Middelgrote ondernemingen;
- proces- en organisatie-innovatie.
Slot
De mogelijkheden om van melding vrijgestelde steun te verlenen zijn groot. Alertheid blijft geboden. Op het moment dat staatssteun wordt verleend die niet voldoet aan alle (formele) vereisten van de AGVV, is deze onrechtmatig. Die onrechtmatigheid kan niet achteraf worden gerepareerd door de staatssteun alsnog in lijn te brengen met de AGVV. In voorkomend geval geldt er daarentegen een terugvorderingsverplichting die de valorisatie van innovaties in gevaar kan brengen.