De redelijke termijn voor bestuursrechtelijke procedures is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in een
uitspraak van 29 januari 2014 uniform bepaald op vier jaar. Daarbij wordt de duur van een prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie niet meegerekend.
Redelijke termijn
Bestuursrechtelijke geschillen moeten worden afgedaan binnen een redelijke termijn. Als deze termijn wordt overschreden dan is de overheid in beginsel verplicht om € 500,-- aan immateriële schadevergoeding te betalen voor ieder half jaar overschrijding. Tot op heden werd hiervoor door de ABRvS en het College van Beroep voor het bedrijfsleven een termijn gehanteerd van vijf jaar, waarbij voor de bezwaarprocedure een jaar staat, voor het beroep bij de rechtbank twee jaar en voor het hoger beroep ook twee jaar. Dit terwijl de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de Hoge Raad (HR) een redelijke termijn van vier jaar hanteren.
Uniformiteit
Met deze uitspraak heeft de ABRvS aangesloten bij de rechtspraak van de CRvB en de HR. Daarbij heeft de ABRvS gewezen op het maatschappelijke belang van een spoedige beslechting van geschillen en op het belang van rechtseenheid. De redelijke termijn waarbinnen bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties moeten worden afgewikkeld is bepaald op vier jaar. Voor de bezwaar- en beroepsfase geldt tezamen een termijn van twee jaar. Voor het hoger beroep geldt afzonderlijk een termijn van twee jaar. In geval dat deze termijnen niet gehaald worden heeft de appellant recht op € 500,-- aan immateriële schadevergoeding voor ieder half jaar overschrijding. Voor de bezwaarfase bij het bestuursorgaan wordt daarbij uitgegaan van een termijn van een half jaar. Voor de procedure bij de rechtbank is anderhalf jaar uitgetrokken.
Overgangsrecht
De redelijke termijn van vier jaar geldt voor bezwaar- en beroepsprocedures die voortvloeien uit besluiten die na 1 februari 2014 bekend worden gemaakt. Besluiten van vóór 1 februari 2014 vallen nog onder de oude regeling. Voor deze besluiten hanteren de ABRvS en het CRvB nog een redelijke termijn van vijf jaar.
Overschrijding gerechtvaardigd
Op de regeling van de redelijke termijn geldt wel een uitzonderingsmogelijkheid. De complexiteit van de zaak, de wijze waarop het bestuursorgaan en de rechter de zaak hebben behandeld en het processuele gedrag van bezwaarmakers zijn omstandigheden die er toe kunnen leiden dat overschrijding van de redelijke termijn gerechtvaardigd is. Het inschakelen van een deskundige door een bestuursorgaan of de rechter kan er in bepaalde gevallen voor zorgen dat deze termijn mag worden overschreden. Dat was al zo en verandert met deze uitspraak van de ABRvS dus niet.
Duur van prejudiciële procedure buiten beschouwing
Bij het beoordelen van een overschrijding van de redelijke termijn in de nationale procedure wordt de duur van een prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie buiten beschouwing gelaten. Dit geldt zowel in zaken waarin prejudiciële vragen zijn gesteld als in andere zaken die in verband daarmee door de rechter zijn aangehouden. De aanhouding kan overigens wel redelijk zijn.
Redelijke termijn
Bestuursrechtelijke geschillen moeten worden afgedaan binnen een redelijke termijn. Als deze termijn wordt overschreden dan is de overheid in beginsel verplicht om € 500,-- aan immateriële schadevergoeding te betalen voor ieder half jaar overschrijding. Tot op heden werd hiervoor door de ABRvS en het College van Beroep voor het bedrijfsleven een termijn gehanteerd van vijf jaar, waarbij voor de bezwaarprocedure een jaar staat, voor het beroep bij de rechtbank twee jaar en voor het hoger beroep ook twee jaar. Dit terwijl de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de Hoge Raad (HR) een redelijke termijn van vier jaar hanteren.
Uniformiteit
Met deze uitspraak heeft de ABRvS aangesloten bij de rechtspraak van de CRvB en de HR. Daarbij heeft de ABRvS gewezen op het maatschappelijke belang van een spoedige beslechting van geschillen en op het belang van rechtseenheid. De redelijke termijn waarbinnen bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties moeten worden afgewikkeld is bepaald op vier jaar. Voor de bezwaar- en beroepsfase geldt tezamen een termijn van twee jaar. Voor het hoger beroep geldt afzonderlijk een termijn van twee jaar. In geval dat deze termijnen niet gehaald worden heeft de appellant recht op € 500,-- aan immateriële schadevergoeding voor ieder half jaar overschrijding. Voor de bezwaarfase bij het bestuursorgaan wordt daarbij uitgegaan van een termijn van een half jaar. Voor de procedure bij de rechtbank is anderhalf jaar uitgetrokken.
Overgangsrecht
De redelijke termijn van vier jaar geldt voor bezwaar- en beroepsprocedures die voortvloeien uit besluiten die na 1 februari 2014 bekend worden gemaakt. Besluiten van vóór 1 februari 2014 vallen nog onder de oude regeling. Voor deze besluiten hanteren de ABRvS en het CRvB nog een redelijke termijn van vijf jaar.
Overschrijding gerechtvaardigd
Op de regeling van de redelijke termijn geldt wel een uitzonderingsmogelijkheid. De complexiteit van de zaak, de wijze waarop het bestuursorgaan en de rechter de zaak hebben behandeld en het processuele gedrag van bezwaarmakers zijn omstandigheden die er toe kunnen leiden dat overschrijding van de redelijke termijn gerechtvaardigd is. Het inschakelen van een deskundige door een bestuursorgaan of de rechter kan er in bepaalde gevallen voor zorgen dat deze termijn mag worden overschreden. Dat was al zo en verandert met deze uitspraak van de ABRvS dus niet.
Duur van prejudiciële procedure buiten beschouwing
Bij het beoordelen van een overschrijding van de redelijke termijn in de nationale procedure wordt de duur van een prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie buiten beschouwing gelaten. Dit geldt zowel in zaken waarin prejudiciële vragen zijn gesteld als in andere zaken die in verband daarmee door de rechter zijn aangehouden. De aanhouding kan overigens wel redelijk zijn.
Gerelateerd
Fysieke leefomgeving