Accountants zijn bij de uitoefening van hun beroep onderworpen aan (onder meer) wettelijk bepaald tuchtrecht. Een opdrachtgever kan een tuchtklacht indienen tegen een accountant wanneer hij van oordeel is dat de door de accountant geleverde dienst niet voldoet aan de geldende kwaliteitseisen.
Overigens kan ook een derde, die heeft vertrouwd op de door de accountant geleverde dienst, bijvoorbeeld wanneer de accountant een jaarrekening heeft gecontroleerd waarbij die derde een (aantoonbaar) belang heeft.
In tuchtzaken geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging; een klager kan zelfstandig een klaagschrift opstellen en indienen en ter zitting het woord voeren, daar heeft hij geen advocaat voor nodig. In een klaagschrift moet de klager duidelijk uiteenzetten wat zijn klacht inhoudt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Overigens is de Accountantskamer behulpzaam waar het gaat om het formuleren en/of ‘vertalen’ van door de klager omschreven verwijten naar veronderstelde schendingen van de geldende kwaliteitseisen.
Een tuchtklacht is altijd gericht tegen een individuele accountant en niet tot het kantoor waaraan de accountant is verbonden. De bevoegde instantie is de Accountantskamer, onderdeel van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De Accountantskamer bestaat in meerderheid uit rechters, aangevuld met accountants die een ingediende klacht vanuit vaktechnisch oogpunt beoordelen. Indien de Accountantskamer met de klager van oordeel is dat de accountant zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de geldende kwaliteitseisen heeft vervuld kan hij de accountant een maatregel opleggen, variërend van een waarschuwing, een berisping, een geldboete, tot (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister. Een opgelegde maatregel is tien jaar zichtbaar in het register.
Voor de goede orde, van enige veroordeling tot vergoeding van schade kan geen sprake zijn; een klager die meent schade te hebben geleden als gevolg van het handelen van de accountant zal zich met een dergelijke vordering tot de civiele rechter moeten wenden.
In dit artikel en een aantal volgende artikelen zal ik aandacht besteden aan verschillende uitspraken van de Accountantskamer.
Tuchtrecht: weigering afgifte stukken door accountant (ECLI:NL:TACAKN:2017:39)
In deze zaak werd geklaagd over een accountant (die in deze zaken ook ‘betrokkene’ wordt genoemd’) die stukken van de klager onder zich hield ondanks dat de klager die stukken retour wilde hebben. Betrokkene had in opdracht van de klager een jaarrekening samengesteld en daarbij gebruik gemaakt van handgeschreven voorraadlijsten. Betrokkene had geen beroep gedaan op enig retentierecht ter zake. De Accountantskamer oordeelt dat er geen grond was voor betrokkene om die stukken niet te retourneren (maar acht die omstandigheid niet zodanig dat deze het opleggen van een maatregel rechtvaardigt).
Er komen de nodige zaken voor de Accountantskamer waarin een accountant stukken onder zich houdt teneinde een ‘drukmiddel’ te creëren om een cliënt ertoe te bewegen openstaande rekeningen te voldoen. Een accountant doet aldus een beroep op zijn retentierecht. Als vaste rechtspraak van de Accountantskamer heeft te gelden dat een accountant geen retentierecht toekomst ter zake van (originele) bescheiden en documenten die eigendom zijn van een cliënt (bijvoorbeeld administratie en onderliggende facturen). De ratio van die overweging is dat die cliënt een bewaarplicht heeft en een administratieplicht en daarom te allen tijde over die stukken moet kunnen beschikken. Een accountant kan zich enkel op een retentierecht beroepen als het gaat om stukken die door hemzelf – in het kader van de uitoefening van zijn opdracht – zijn opgesteld. Of in een concreet geval een dergelijk beroep ook wordt toegelaten hangt af van de uitkomst van de belangafweging die alsdan moet worden gemaakt, daarbij worden betrokken het belang van de cliënt bij de relevante stukken en het belang dat de accountants heeft bij het onder zich houden daarvan (doorgaans een geldelijk belang).
Na inwerkingtreding (per 1 juli) van de nieuwe Faillissementswet is het retentierecht van accountants (verder) ingeperkt. Op basis van de nieuwe bepalingen krijgt een curator toegang tot de (online)administratie en alle administratieve bescheiden van een gefailleerde die de accountant onder zich heeft. Dit geldt zowel voor het samenstellings- als het controledossier. De nieuwe wetgeving is van toepassing op faillissementen die na 1 juli 2017 worden uitgesproken. Een accountant mag de curator om een redelijke vergoeding vragen, maar als de boedel geen of onvoldoende middelen heeft, is de accountant verplicht om de gegevens om niet verstrekken.
In tuchtzaken geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging; een klager kan zelfstandig een klaagschrift opstellen en indienen en ter zitting het woord voeren, daar heeft hij geen advocaat voor nodig. In een klaagschrift moet de klager duidelijk uiteenzetten wat zijn klacht inhoudt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Overigens is de Accountantskamer behulpzaam waar het gaat om het formuleren en/of ‘vertalen’ van door de klager omschreven verwijten naar veronderstelde schendingen van de geldende kwaliteitseisen.
Een tuchtklacht is altijd gericht tegen een individuele accountant en niet tot het kantoor waaraan de accountant is verbonden. De bevoegde instantie is de Accountantskamer, onderdeel van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De Accountantskamer bestaat in meerderheid uit rechters, aangevuld met accountants die een ingediende klacht vanuit vaktechnisch oogpunt beoordelen. Indien de Accountantskamer met de klager van oordeel is dat de accountant zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de geldende kwaliteitseisen heeft vervuld kan hij de accountant een maatregel opleggen, variërend van een waarschuwing, een berisping, een geldboete, tot (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister. Een opgelegde maatregel is tien jaar zichtbaar in het register.
Voor de goede orde, van enige veroordeling tot vergoeding van schade kan geen sprake zijn; een klager die meent schade te hebben geleden als gevolg van het handelen van de accountant zal zich met een dergelijke vordering tot de civiele rechter moeten wenden.
In dit artikel en een aantal volgende artikelen zal ik aandacht besteden aan verschillende uitspraken van de Accountantskamer.
Tuchtrecht: weigering afgifte stukken door accountant (ECLI:NL:TACAKN:2017:39)
In deze zaak werd geklaagd over een accountant (die in deze zaken ook ‘betrokkene’ wordt genoemd’) die stukken van de klager onder zich hield ondanks dat de klager die stukken retour wilde hebben. Betrokkene had in opdracht van de klager een jaarrekening samengesteld en daarbij gebruik gemaakt van handgeschreven voorraadlijsten. Betrokkene had geen beroep gedaan op enig retentierecht ter zake. De Accountantskamer oordeelt dat er geen grond was voor betrokkene om die stukken niet te retourneren (maar acht die omstandigheid niet zodanig dat deze het opleggen van een maatregel rechtvaardigt).
Er komen de nodige zaken voor de Accountantskamer waarin een accountant stukken onder zich houdt teneinde een ‘drukmiddel’ te creëren om een cliënt ertoe te bewegen openstaande rekeningen te voldoen. Een accountant doet aldus een beroep op zijn retentierecht. Als vaste rechtspraak van de Accountantskamer heeft te gelden dat een accountant geen retentierecht toekomst ter zake van (originele) bescheiden en documenten die eigendom zijn van een cliënt (bijvoorbeeld administratie en onderliggende facturen). De ratio van die overweging is dat die cliënt een bewaarplicht heeft en een administratieplicht en daarom te allen tijde over die stukken moet kunnen beschikken. Een accountant kan zich enkel op een retentierecht beroepen als het gaat om stukken die door hemzelf – in het kader van de uitoefening van zijn opdracht – zijn opgesteld. Of in een concreet geval een dergelijk beroep ook wordt toegelaten hangt af van de uitkomst van de belangafweging die alsdan moet worden gemaakt, daarbij worden betrokken het belang van de cliënt bij de relevante stukken en het belang dat de accountants heeft bij het onder zich houden daarvan (doorgaans een geldelijk belang).
Na inwerkingtreding (per 1 juli) van de nieuwe Faillissementswet is het retentierecht van accountants (verder) ingeperkt. Op basis van de nieuwe bepalingen krijgt een curator toegang tot de (online)administratie en alle administratieve bescheiden van een gefailleerde die de accountant onder zich heeft. Dit geldt zowel voor het samenstellings- als het controledossier. De nieuwe wetgeving is van toepassing op faillissementen die na 1 juli 2017 worden uitgesproken. Een accountant mag de curator om een redelijke vergoeding vragen, maar als de boedel geen of onvoldoende middelen heeft, is de accountant verplicht om de gegevens om niet verstrekken.
Gerelateerd
Corporate