Transavia mag een van haar piloten die vorig jaar werd veroordeeld voor gevaar zettend rijgedrag in Loosdrecht niet ontslaan, zo heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam op 12 februari 2018 geoordeeld. De kantonrechter is van mening dat het “extreem gevaarlijke rijgedrag” van de man niet betekent dat hij zijn functie als piloot niet zou kunnen uitoefenen.
De overwegingen die de kantonrechter aan het oordeel ten grondslag legt, zijn voor iedere werkgever relevant. In de overwegingen wordt de wijze waarop een werkgever om dient te gaan met een werknemer die zich in privétijd schuldig maakt aan een strafrechtelijk vergrijp besproken. Duidelijk is in ieder geval dat communicatie vanuit de werkgever (zowel vooraf, alsook op het moment dat er signalen zijn van zo’n vergrijp) van cruciaal belang is.
Feiten
Tussen Transavia en de piloot is op 7 maart 2016 een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Kort hierna, op 16 maart 2016 hielden de vader van de piloot en de piloot een straatrace door Loosdrecht. Ten gevolge van deze straatrace vond een dodelijk ongeval plaats.
Naar aanleiding van de berichten in de pers heeft Transavia de piloot op 13 april 2016 uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek heeft de piloot verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval niet met extreem hoge snelheid heeft gereden en dat hij niet dicht tot zeer dicht achter zijn vader heeft gereden voorafgaand aan dat ongeval. Naar aanleiding van de politieverhoren heeft de piloot op verzoek van Transavia meer duidelijkheid gegeven over de eventuele vervolging en geantwoord dat hij als verdachte van het medeplegen van dood door schuld in het verkeer wordt aangemerkt. De arbeidsovereenkomst wordt (desondanks) enkele maanden later omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Op 17 november 2017 is de piloot door de meervoudige strafkamer vrijgesproken van het medeplegen van dood door schuld in het verkeer, maar veroordeeld voor overtreding van art. 5 WVW (het zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt). Aan de piloot is een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar opgelegd.
Ontbindingsverzoek
Transavia stelt zich op 27 november 2017 op het standpunt dat de veroordeling “onverenigbaar met zijn functie als piloot” is en zet de piloot op non-actief. Vervolgens verzoekt Transavia de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Primair verzoekt Transavia de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen door de piloot (art. 7:669 lid 3 sub e BW). Er zou een directe relatie bestaan met de functie van piloot, waarbij de piloot verantwoordelijk is voor de veiligheid van anderen in de lucht, veiligheidsvoorschriften voorop staan en de piloot tevens een voorbeeldfunctie heeft.
Subsidiair verzoekt Transavia de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van overige omstandigheden (art. 7:669 lid 3 sub h BW). Daarnaast spelen er commerciële belangen en de omgang met collega’s.
De piloot stelt zich op het standpunt dat de verzoeken van Transavia afgewezen moeten worden en verzoekt om wedertewerkstelling. Hij is het oneens met het strafvonnis van de rechtbank en heeft daarom hoger beroep ingesteld. Verder zou Transavia bij zijn indiensttreding al rekening hebben gehouden met een overtreding van artikel 5 WVW.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter benadrukt allereerst dat Transavia al op de hoogte was van het feit dat de piloot als verdachte in beeld was, toen zij de piloot in vaste dienst nam. De kantonrechter oordeelt: “hiermee is de indruk gewekt dat een veroordeling geen gevolgen zou hebben voor zijn werk als piloot”.
Ten tweede heeft Transavia kennelijk geen aanleiding gezien een nader onderzoek in te stellen naar mogelijke veiligheidsrisico’s die verbonden zouden kunnen zijn aan de inzet van deze piloot. De rechtbank benadrukt dat er geen beleid is binnen Transavia waaruit blijkt dat ernstige verkeersovertredingen gevolgen kunnen hebben voor het uitoefenen van het beroep van piloot.
Tenslotte, acht de kantonrechter overtreding van art. 5 WVW onvoldoende om te oordelen dat sprake is van onverenigbaarheid met (de aard van) de functie van piloot. De piloot is niet veroordeeld voor medeschuld aan het dodelijke ongeval, maar voor het veroorzaken van gevaar op de weg door veel te hard te rijden in een omgeving waar dit niet kan. “Daarmee is het een overtreding en geen misdrijf”. De kantonrechter oordeelt dat Transavia zich ten onrechte beroept op de inhoud van een strafvonnis, die nog niet onherroepelijk geworden is. De kantonrechter ziet geen reden om nu al (vooruitlopend op de uitspraak in de strafzaak in hoger beroep) de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Het verzoek van Transavia wordt afgewezen en de arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden. Transavia heeft aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak van deze kantonrechter.
Conclusie
Het oordeel van de kantonrechter is mijns inziens niet geheel onbegrijpelijk. Transavia heeft, ondanks het feit dat zij op de hoogte was van de overtreding, de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd en geen nader onderzoek verricht naar de geschiktheid van deze piloot.
Ook het ontbreken van een eenduidig beleid wijst er op dat de overtreding en de ontzegging van de rijbevoegdheid binnen Transavia geen zodanig nauwe samenhang hebben met de verantwoordelijkheid als piloot. In dat geval had immers verwacht kunnen worden dat Transavia in dat kader wel degelijk over een relevant beleid beschikt.
In het geval Transavia in de gesprekken met deze piloot een voorbehoud zou hebben gemaakt ten aanzien van de uitkomst van het strafvonnis en een (eventuele) beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, in combinatie met een goed intern beleid, was de kantonrechter wellicht tot een ander oordeel gekomen.
Het is de vraag welk oordeel het gerechtshof in dit kader zal zijn toegedaan. Wij houden u op de hoogte.
De overwegingen die de kantonrechter aan het oordeel ten grondslag legt, zijn voor iedere werkgever relevant. In de overwegingen wordt de wijze waarop een werkgever om dient te gaan met een werknemer die zich in privétijd schuldig maakt aan een strafrechtelijk vergrijp besproken. Duidelijk is in ieder geval dat communicatie vanuit de werkgever (zowel vooraf, alsook op het moment dat er signalen zijn van zo’n vergrijp) van cruciaal belang is.
Feiten
Tussen Transavia en de piloot is op 7 maart 2016 een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Kort hierna, op 16 maart 2016 hielden de vader van de piloot en de piloot een straatrace door Loosdrecht. Ten gevolge van deze straatrace vond een dodelijk ongeval plaats.
Naar aanleiding van de berichten in de pers heeft Transavia de piloot op 13 april 2016 uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek heeft de piloot verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval niet met extreem hoge snelheid heeft gereden en dat hij niet dicht tot zeer dicht achter zijn vader heeft gereden voorafgaand aan dat ongeval. Naar aanleiding van de politieverhoren heeft de piloot op verzoek van Transavia meer duidelijkheid gegeven over de eventuele vervolging en geantwoord dat hij als verdachte van het medeplegen van dood door schuld in het verkeer wordt aangemerkt. De arbeidsovereenkomst wordt (desondanks) enkele maanden later omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Op 17 november 2017 is de piloot door de meervoudige strafkamer vrijgesproken van het medeplegen van dood door schuld in het verkeer, maar veroordeeld voor overtreding van art. 5 WVW (het zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt). Aan de piloot is een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar opgelegd.
Ontbindingsverzoek
Transavia stelt zich op 27 november 2017 op het standpunt dat de veroordeling “onverenigbaar met zijn functie als piloot” is en zet de piloot op non-actief. Vervolgens verzoekt Transavia de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Primair verzoekt Transavia de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen door de piloot (art. 7:669 lid 3 sub e BW). Er zou een directe relatie bestaan met de functie van piloot, waarbij de piloot verantwoordelijk is voor de veiligheid van anderen in de lucht, veiligheidsvoorschriften voorop staan en de piloot tevens een voorbeeldfunctie heeft.
Subsidiair verzoekt Transavia de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van overige omstandigheden (art. 7:669 lid 3 sub h BW). Daarnaast spelen er commerciële belangen en de omgang met collega’s.
De piloot stelt zich op het standpunt dat de verzoeken van Transavia afgewezen moeten worden en verzoekt om wedertewerkstelling. Hij is het oneens met het strafvonnis van de rechtbank en heeft daarom hoger beroep ingesteld. Verder zou Transavia bij zijn indiensttreding al rekening hebben gehouden met een overtreding van artikel 5 WVW.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter benadrukt allereerst dat Transavia al op de hoogte was van het feit dat de piloot als verdachte in beeld was, toen zij de piloot in vaste dienst nam. De kantonrechter oordeelt: “hiermee is de indruk gewekt dat een veroordeling geen gevolgen zou hebben voor zijn werk als piloot”.
Ten tweede heeft Transavia kennelijk geen aanleiding gezien een nader onderzoek in te stellen naar mogelijke veiligheidsrisico’s die verbonden zouden kunnen zijn aan de inzet van deze piloot. De rechtbank benadrukt dat er geen beleid is binnen Transavia waaruit blijkt dat ernstige verkeersovertredingen gevolgen kunnen hebben voor het uitoefenen van het beroep van piloot.
Tenslotte, acht de kantonrechter overtreding van art. 5 WVW onvoldoende om te oordelen dat sprake is van onverenigbaarheid met (de aard van) de functie van piloot. De piloot is niet veroordeeld voor medeschuld aan het dodelijke ongeval, maar voor het veroorzaken van gevaar op de weg door veel te hard te rijden in een omgeving waar dit niet kan. “Daarmee is het een overtreding en geen misdrijf”. De kantonrechter oordeelt dat Transavia zich ten onrechte beroept op de inhoud van een strafvonnis, die nog niet onherroepelijk geworden is. De kantonrechter ziet geen reden om nu al (vooruitlopend op de uitspraak in de strafzaak in hoger beroep) de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Het verzoek van Transavia wordt afgewezen en de arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden. Transavia heeft aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak van deze kantonrechter.
Conclusie
Het oordeel van de kantonrechter is mijns inziens niet geheel onbegrijpelijk. Transavia heeft, ondanks het feit dat zij op de hoogte was van de overtreding, de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd en geen nader onderzoek verricht naar de geschiktheid van deze piloot.
Ook het ontbreken van een eenduidig beleid wijst er op dat de overtreding en de ontzegging van de rijbevoegdheid binnen Transavia geen zodanig nauwe samenhang hebben met de verantwoordelijkheid als piloot. In dat geval had immers verwacht kunnen worden dat Transavia in dat kader wel degelijk over een relevant beleid beschikt.
In het geval Transavia in de gesprekken met deze piloot een voorbehoud zou hebben gemaakt ten aanzien van de uitkomst van het strafvonnis en een (eventuele) beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, in combinatie met een goed intern beleid, was de kantonrechter wellicht tot een ander oordeel gekomen.
Het is de vraag welk oordeel het gerechtshof in dit kader zal zijn toegedaan. Wij houden u op de hoogte.
Gerelateerd
Compliance en integriteit