Databankenwet
De Databankenwet geeft de producent van een databank bescherming als sprake is van een databank, oftewel een systematisch of methodisch geordende verzameling waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.
Inbreuk op databankenrecht
Het databankenrecht beschermt tegen opvragen of hergebruiken van de inhoud daarvan, in kwalitatief of kwantitatief opzicht. De Databankenwet geeft de producent van de databank een aantal rechten, namelijk om toestemming te geven voor opvragen of hergebruiken dan wel een verbod daarop te vorderen, alsook om schadevergoeding en winstafdracht en rekening en verantwoording te vorderen.
Er bestaat een aantal uitzonderingen op het databankenrecht, zoals tekst en datamining. Er is bijvoorbeeld geen inbreuk op een databank, door onderzoeksorganisaties die rechtmatige toegang hebben, om tekst- en datamining te verrichten met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
Beschermingsduur van een databank
Databankrechtelijk bescherming is ook anderszins begrensd. Databanken zijn beschermd gedurende een periode van 15 jaar. Meer precies bepaalt artikel 6 van de Databankwet dat het databankenrecht ontstaat op het tijdstip waarop de productie van de databank is voltooid, en het vervalt “door verloop van vijftien jaar na 1 januari van het jaar volgend op het tijdstip van voltooiing”. De beschermingsduur is dus in tijd beperkt.
Bescherming van Top 40 hitlijsten als databank?
De Stichting Nederlandse Top 40 stelt dat haar Online Archief met alle daarin opgenomen Top 40 hitlijsten als een afzonderlijke databank kwalificeert. Dat databankrecht geeft volgens haar de mogelijkheid op te treden tegen het individuele gebruik van alle Top 40 hitlijsten, ook die ouder zijn dan vijftien jaar.
Het Gerechtshof oordeelt hierover dat:
‘[dat] artikel 6 lid 1 ook bepaalt wanneer het databankrecht ontstaat, namelijk op het tijdstip waarop de productie van de databank is voltooid. Als wordt aangesloten bij artikel 6 lid 1 volgt uit de stellingen van de Stichting dus dat het databankrecht nog niet is ontstaan. Lid 2 van artikel 6 geeft een alternatief voor het ontstaan van het databankrecht, namelijk het tijdstip waarop een onvoltooide databank voor het eerst ter beschikking van het publiek wordt gesteld. Stelplicht en bewijslast daarvan rusten op de Stichting. De Stichting heeft daarover niets gesteld, zodat het hof niet kan beoordelen wanneer het gestelde databankrecht op het Online Archief zou zijn ontstaan, en de verjaringstermijn van artikel 6 lid 2 zou zijn aangevangen.’
De Stichting beroept zich verder op substantiële wijzigingen van de databank, die in een aantal opvolgende jaren (waaronder in 2013) zouden hebben plaatsgehad. Volgens de Stichting zijn als gevolg daarvan steeds nieuwe rechten ontstaan.
Het Hof oordeelt echter dat het aan de eisende partij is om te stellen en zo nodig bewijzen dat na 2013 nog de gedaagde partij (de geïntimeerde in hoger beroep) uit het Online Archief heeft opgevraagd of hergebruikt. De Stichting Nederlandse Top 40 heeft dat niet aangetoond, terwijl de bewijslast daarvan op haar rust.
Conclusie
De conclusie uit is dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. Uit het arrest kan worden afgeleid dat producenten van databanken goed bedacht moeten zijn op de bepalingen over de beschermingsduur van databanken, en ook dat op de eisende partij de bewijslast rust aan te tonen dat gebruik is gemaakt van door een databankrecht beschermd databestand c.q. de bewijslast hebben dat daaruit op verboden wijze is opgevraagd of hergebruikt in databankrechtelijke zin.