Toepassing Didam-arrest: geen serieuze gegadigde na vrijwillige afstand

7 augustus 2023, laatst geüpdatet 11 september 2024
Een professionele beleggingsmaatschappij die in een overeenkomst met een gemeente een afspraak maakt die neerkomt op het afstand doen van het recht om bij verkoop van een bepaald perceel mee te dingen, is ten aanzien van de verkoop van dat perceel geen serieuze gegadigde. Dat blijkt uit een uitspraak van de Gelderse voorzieningenrechter die in deze blog wordt besproken.
Frank Cornelissen 
Frank Cornelissen 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

De uitspraak van de rechtbank Gelderland is via deze link te raadplegen.

De casus

Een beleggingsmaatschappij en gemeente Zaltbommel hebben sinds 15 juli 2008 een samenwerkingsovereenkomst die de realisatie van een bedrijventerrein beoogt. De overeenkomst is een keer gewijzigd waarbij is bepaald dat aan de beleggingsmaatschappij een recht van eerste koop van een gemeentelijk perceel toekomt als een derde partij geen gebruik maakt van zijn mogelijkheid tot aankoop van het betreffende perceel. Nadat de gemeente bekendmaakt dat zij voornemen is het perceel aan de derde te leveren, start de beleggingsmaatschappij een kort geding om de levering te voorkomen. Volgens de beleggingsmaatschappij is de gemeente op basis van het gelijkheidsbeginsel gehouden mededingingsruimte te bieden. Daarbij verwijst zij naar de hoofdregel zoals door de Hoge Raad in het Didam-arrest is bepaald, waarover meer in dit artikel. De gemeente meent daarentegen dat van een selectieprocedure kan worden afgezien omdat bij voorbaat zou vaststaan dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.

De beleggingsmaatschappij heeft afstand van haar eventuele rechten gedaan

Het oordeel van de voorzieningenrechter is klip en klaar. De beleggingsmaatschappij is geen serieuze gegadigde. Door in te stemmen met de wijziging van de overeenkomst heeft zij vrijwillig afstand gedaan van haar mogelijke aanspraak op het perceel. De beleggingsmaatschappij is aan te merken als een professionele partij die moet worden geacht de inhoud en consequenties te overzien van hetgeen waarmee zij heeft ingestemd.

De voorzieningenrechter oordeelt verder dat de derde waaraan de gemeente het perceel heeft verkocht de enige serieuze gegadigde is. De beleggingsmaatschappij is, zoals hiervoor aangegeven, als gevolg van haar eigen handelen geen serieuze gegadigde. Een niet-onderbouwde verklaring van de advocaat van de beleggingsmaatschappij ten spijt dat zijn mailbox vol zit met berichten van andere gegadigden, neemt de voorzieningenrechter bij gebrek aan contra-indicaties aan dat er geen andere serieuze gegadigden zijn. De conclusie luidt daarom dat de koper de enige serieuze gegadigde is.

Commentaar

Het komt ons heel terecht voor dat het oordeel luidt dat de beleggingsmaatschappij niet een serieuze gegadigde is. Het moge duidelijk zijn dat een professionele partij die met een gemeente een overeenkomst sluit met de strekking dat een positie als volwaardige gegadigde wordt opgeofferd, te dealen heeft met de consequenties van een dergelijke afspraak.

Enigszins opvallend is het oordeel van de voorzieningenrechter over de vraag of er behalve de geselecteerde koper nog meer serieuze gegadigden zijn. Aan de niet-onderbouwde stellingen van de beleggingsmaatschappij dat er meerdere gegadigden zijn, wordt begrijpelijkerwijs voorbijgegaan. Tegelijkertijd komt de vraag op of de gemeente in dit geval wel op een zorgvuldige wijze tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van één serieuze gegadigde. Dat de beoogde koper haar grond kan ruilen tegen de gemeentelijke grond maakt nog niet dat er geen andere serieuze gegadigden kunnen zijn. Wellicht zijn er ook andere partijen die ruilgrond kunnen bieden. Tegelijkertijd lag het dan op de weg van die gegadigden om zelf tegen de voorgenomen levering van de grond op te komen, wat kennelijk niet is gebeurd.

Afsluitend merken wij op dat uit deze uitspraak nog eens blijkt dat aan het te laat publiceren van een “Didam-publicatie” geen gevolgen worden verbonden. De gemeente maakte pas na het sluiten van de overeenkomst kenbaar dat er volgens haar één serieuze gegadigde was, terwijl de Hoge Raad in het Didam-arrest voorschrijft dat die publicatie “tijdig voorafgaand aan de verkoop” moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter is praktisch en overweegt dat ook bij tijdige publicatie de geselecteerde koper de enige serieuze gegadigde was geweest. Met andere woorden: het te laat publiceren maakt voor de uitkomst van deze zaak niet uit.

Als u vragen heeft over de toepassing of consequenties van het Didam-arrest, kunt u terecht bij Frank Cornelissen of Mathijs Jonkers.