In dit eerdere artikel gaf mijn collega Henk Hoving al aan dat het in bepaalde gevallen mogelijk was om een topfunctionaris zowel een transitievergoeding als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband op grond van de WNT toe te kennen. Afgelopen week besliste de rechtbank Amsterdam over de vraag of deze cumulatie is toegestaan.[1]
Juridisch kader
Op grond van de WNT mag aan een topfunctionaris een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden uitgekeerd van ten hoogste 75.000 euro. Uit artikel 1.1 sub i WNT volgt dat buiten de reikwijdte van artikel 2.10 WNT de uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een wettelijk voorschrift vallen. De aanspraak op de transitievergoeding volgt uit artikel 7:673 BW, een wettelijk voorschrift. Hierdoor is het mogelijk om een topfunctionaris naast de 75.000 euro op grond van de WNT, ook een transitievergoeding toe te kennen van maximaal 75.000 euro (of een jaarsalaris).
Een uitzondering op deze cumulatie volgt uit het Besluit overgangsrecht transitievergoeding. Indien sprake is van een afspraak over een ontslagvergoeding van een topfunctionaris die dateert van vóór 1 juli 2015, dan geldt dat de topfunctionaris moet kiezen tussen de transitievergoeding of de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband op grond van de WNT. Tot zover het juridisch kader. Nu de uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
Casus
In deze zaak ging het om een statutair directeur die werd ontslagen door de betreffende Raad van Toezicht. In de arbeidsovereenkomst was een beëindigingsregeling opgenomen in artikel 6.2. Dit artikel luidde:
“Ingeval de Arbeidsovereenkomst eindigt door opzegging van Werkgever zal Werknemer gerechtigd zijn tot een – afhankelijk van de omstandigheden rond en ten tijde van de beëindiging van de Arbeidsovereenkomst in redelijkheid vast te stellen – beëindigingsvergoeding.”
Partijen zijn in gesprek geraakt over betreffende beëindigingsvergoeding, waarbij de werkgever aangaf een vergoeding te willen toekennen van 75.000 euro bruto, plus 8000 euro outplacementkosten, 2000 euro voor financieel advies en de kosten voor rechtsbijstand. Partijen hebben bij de rechtbank een gezamenlijk verzoek ingediend op grond van artikel 96 Rv over de vraag of de componenten van de tussen de partijen te treffen beëindigingsregeling passen binnen de wettelijke normering van de WNT. Voor dit artikel is de vraag van belang of transitievergoeding en de vergoeding vanuit de WNT mogen cumuleren.
Overwegingen
De rechtbank overweegt dat het Besluit overgangsrecht transitievergoeding hier niet van toepassing is, omdat de vergoeding uit artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst dermate onbepaald is, dat er geen sprake is van een afspraak daterend van vóór 1 juli 2015. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de wettekst van de WNT lijkt te ondersteunen dat cumulatie mogelijk is, naar mijn mening tot zover het juiste oordeel.
De rechtbank gaat verder met de overweging dat de bedoeling van de WNT is geweest dat tussen partijen overeen te komen vergoedingen bij de beëindiging van het dienstverband in de sectoren bestreken door de WNT aan banden zouden worden gelegd. Het is daarbij volgens de rechtbank niet te verenigen dat partijen naast de transitievergoeding nog een beëindigingsvergoeding zouden mogen afspreken en dat deze uitkeringen mogen cumuleren. Dit zou in strijd zijn met de bedoeling van de WNT. Daarbij komt dat de transitievergoeding de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband compenseert en (grotendeels) in de plaats is gekomen van de billijke vergoeding die voorheen onder artikel 7:685 BW door de kantonrechter kon worden toegekend, terwijl de huidige billijke vergoeding aan vergaande beperkingen (met betrekking tot de gevallen waarin deze mag worden toegekend) onderhevig is geworden. Tot slot overweegt de rechtbank dat bij de transitievergoeding een rechtstreeks verband is met de gevolgen van het ontslag, net zoals dat bij de beëindigingsvergoeding uit artikel 2.10 WNT het geval is. Op grond van deze overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat de transitievergoeding en de vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband uit de WNT niet mogen cumuleren, tenzij de beide bedragen tezamen onder het wettelijk maximum uit de WNT blijven.
Volgens de rechtbank betekent dit verbod op cumulatie echter niet dat de transitievergoeding wordt genormeerd door de WNT, in die zin dat de transitievergoeding het maximum van 75.000 euro te boven mag gaan, indien de vergoeding op grond van artikel 7:673 BW tot een hoger bedrag leidt. De ratio hierachter is de rechtszekerheid: een recht dat later is ontstaan mag niet worden ontnomen.
Het oordeel van de rechtbank is mijns inziens onjuist. Uit de wettekst volgt immers dat deze vergoedingen mogen cumuleren, waardoor de rechtbank deze wettekst had moeten volgen. De ratio van de WNT doet daar naar mijn mening niet aan af. Voor de inwerkingtreding van de WWZ was het immers ook mogelijk om een hogere ontslagvergoeding toe te kennen door middel van een rechterlijke uitspraak. Het lijkt erop dat de rechtbank hier aansluit bij de eerdere reflexwerking van de WNT, ondanks dat dit niet is opgenomen in desbetreffende uitspraak. Deze ‘reflexwerking’ sluit naar mijn mening eerder aan bij de politieke wens in plaats van de juridische werkelijkheid.
Conclusie
Ondanks het oordeel van de rechtbank Amsterdam, is het naar mijn mening juridisch gezien mogelijk dat de transitievergoeding en de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband cumuleren. De rechtbank heeft de plank misgeslagen door aan te sluiten bij de politieke wens om de vergoedingen van topfunctionarissen te beperken en niet gekeken naar de juridische realiteit. Het is echter nog afwachten of andere rechters deze lijn zullen volgen. Wij houden u op de hoogte!