Tijdwinst legitiem argument voor toepassing van de coördinatieregeling

30 augustus 2018, laatst geüpdatet 11 september 2024
De coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan en daarop gebaseerde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ tegelijkertijd worden voorbereid en bekendgemaakt. Daarmee kan een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijk worden versneld. In een uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018 wordt nog eens bevestigd dat dit argument – snelheid – een legitiem argument is om de coördinatieregeling toe te passen.
Bart de Haan 
Bart de Haan 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

Wat was het geval?
De gemeenteraad van Breda heeft de coördinatieregeling van toepassing verklaard op de voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan ‘Zandberg Baronielaan 14, 22-24’ en een omgevingsvergunning voor het bouwen van 39 appartementen en een parkeergarage op die locatie. Ten zuiden van deze locatie staat de Heilig Hartkerk en de voormalige pastorie, maar deze worden niet meer voor hun oorspronkelijke functie gebruikt. In het nieuwe bestemmingsplan krijgen zij een gemengde bestemming. Met het bestemmingsplan wordt beoogd deze gebouwen, samen met de beoogde woningbouw en de omliggende ruimte te ontwikkelen tot een samenhangend geheel.

Appellanten betogen in beroep tegen het met toepassing van de coördinatieregeling vastgestelde bestemmingsplan en verleende omgevingsvergunning dat de coördinatieregeling ten onrechte is toegepast, omdat er volgens hen geen urgentie voor de beoogde ontwikkeling zou bestaan.

Uitspraak van de Afdeling
De Afdeling overweegt in de uitspraak van 29 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2873) dat de gemeenteraad heeft verklaard dat voor de coördinatieregeling is gekozen om tijdwinst te boeken. Ter onderbouwing heeft de gemeenteraad er op gewezen dat het voormalige kerkcomplex ernstig in verval is geraakt en dat het ter behoud van het complex, een rijksmonument, van belang is dat de verbouw- en restauratiewerkzaamheden zo spoedig mogelijk zouden worden uitgevoerd. De Afdeling overweegt:

De Afdeling acht dit niet onredelijk. Hierbij heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling mede van belang kunnen achten dat uitstel van de verbouw- en restauratiewerkzaamheden als gevolg van een lang traject van elkaar opeenvolgende procedures voor het bestemmingsplan en bijbehorende omgevingsvergunningen niet wenselijk is.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling, exceptief toetsend, geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling in strijd is met een wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel.

Commentaar
De les die uit deze uitspraak getrokken kan worden is dat de Afdeling het boeken van tijdwinst bij de ruimtelijke ontwikkeling een legitiem argument vindt voor het gebruik van de coördinatieregeling uit de Wro.

Overigens toetst de Afdeling het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling exceptief, omdat tegen het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling geen beroep openstaat. In een uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2015) heeft de Afdeling hierover overwogen:

Gelet op artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit genomen op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Wro. Dit betekent echter niet dat het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling in het geheel niet kan worden getoetst. Artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb, staat niet in de weg aan de mogelijkheid van exceptieve toetsing. Exceptieve toetsing van het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling leidt ertoe dat het besluit buiten toepassing blijft indien het in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het bevoegd gezag om de verschillende belangen, die bij het nemen van het besluit betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten.

Gelet op de terughoudende toetsing van de bestuursrechter en het feit dat artikel 3.30 van de Wro geen specifieke eisen lijkt te stellen aan het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling, behalve dat de verwezenlijking van het gemeentelijke ruimtelijke beleid toepassing van de coördinatieregeling wenselijk maakt, is de vraag in welke gevallen het besluit tot toepassing van de coördinatieregeling wel met succes kan worden aangevochten.

Heeft u vragen over de coördinatieregeling, bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen, neemt u dan contact op met Bart de Haan.

Gerelateerd

Spelregels voor het omzetten van woonruimten

Het opnemen van een vergunningplicht voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte in de gemeentelijke huisvestingsverordening is...

Het gevolg van een geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel

Sinds mei 2019 vaart de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een soepelere koers als het gaat om de toepassing van het...

‘Extended stay’ studentenhotel: een geluidgevoelig gebouw bij duurzaam verblijf

Voor de realisatie van een studentenhotel in Amstelveen is een omgevingsvergunning verleend. Omdat het studentenhotel in de buurt van luchthaven Schiphol ligt,...

Nieuwe conclusie A-G over toepassing van artikel 6:19 Awb

Staatsraad Advocaat-Generaal (A-G) Nijmeijer heeft een conclusie uitgebracht over de toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de...

Van Wet bodembescherming naar Omgevingswet: enkele opvallende wijzigingen op het gebied van bodembescherming

Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de Wet bodembescherming (Wbb) vervallen. Een deel van de regels onder de Wbb is overgenomen in de...

Overzichtsuitspraak: het aanvoeren van nieuwe bewijsmiddelen/ beroepsgronden

Mocht een tijdens de zitting ingebracht civiel vonnis door de rechtbank buiten beschouwing worden gelaten? Deze vraag vormde voor de Afdeling...
No posts found