Het is inmiddels al weer enige tijd geleden dat per 1 november 2014 de spelregels voor het verlenen van een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan zijn veranderd[1]. Vóór deze wijziging kon alleen een tijdelijke vergunning voor planologisch strijdig gebruik worden verleend via de uitgebreide procedure, voor maximaal vijf jaar en mits kon worden aangetoond dat er sprake was van een tijdelijke behoefte. Onder het vigerende regime is een tijdelijke vergunning mogelijk voor een permanente behoefte, mits het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. De vraag rijst wanneer het aannemelijk is dat een vergunning tijdelijk is. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 april 2017 (
ECLI:NL:RVS:2017:936) geeft hiervan een goed voorbeeld.
Drijvend zwembad
In deze zaak wil de gemeente Amstelveen een stadsstrand realiseren. Het is echter nog niet mogelijk om op deze locatie te zwemmen vanwege de waterkwaliteit. De gemeente wil daarom een tijdelijk drijvend zwembad met horeca, terras en sanitair realiseren. Het drijvende zwembad zal op pontons worden gerealiseerd die met een loopbrug met de oever worden verbonden. Op de pontons zal ook een tent worden opgericht met daarin een horecavoorziening. Appellanten, bestaande uit een eigenaar van een nabij gelegen pand met een horecabestemming alsmede de bewoner van dit pand, stellen dat niet aannemelijk is dat het voorziene zwembad daadwerkelijk kan en zal worden verwijderd na tien jaar. Zij stellen dat het voorziene zwembad een permanent karakter zal hebben. Dit blijkt volgens hen uit beleidsdocumenten.
Tijdelijkheid
De Afdeling overweegt dat het college heeft toegelicht dat het de wens van het gemeentebestuur is om een stadsstrand te realiseren. De waterkwaliteit op deze locatie is evenwel te slecht om in te zwemmen. Er zijn daarom verscheidene maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren, maar volgens het college zal het nog enkele jaren duren voordat de waterkwaliteit zodanig goed is dat veilig op deze locatie kan worden gezwommen. Om in de tussenliggende jaren toch een soortgelijke voorziening aan te bieden, is volgens het college gekozen voor een tijdelijke oplossing in de vorm van het voorziene zwembad. Het betreffende zwembad is na tien jaar economisch en deels technisch afgeschreven waardoor het zwembad na die periode zal moeten worden verwijderd, aldus het college. Volgens het college kan het voorziene zwembad eenvoudig worden verwijderd. Daarbij wijst het college erop dat het voorziene zwembad een al bestaand zwembad is dat eerder in Amsterdam is gebruikt. Het voorziene zwembad zal volgens het college niet duurzaam met de grond verankerd worden en kan door middel van een hijskraan uit het water worden getild. Gelet op de toelichting van het college is het volgens de Afdeling aannemelijk dat het voorziene zwembad daadwerkelijk kan en zal worden verwijderd na de duur van tien jaar, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.
Tot slot
De overwegingen en het eindoordeel van de Afdeling zijn in lijn met eerdere uitspraken en de bedoeling van de wijziging van het Bor. Het behoeft namelijk slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan en zal worden beëindigd (zie Nota van Toelichting, Staatsblad 2014, 333, pagina 24 en verder). Het voorbeeld van het drijvende zwembad past met de toelichting van de raad goed binnen dit kader. In de praktijk wordt ter onderbouwing hiervan met enige regelmaat verwezen naar een tijdelijke huurovereenkomst. Dit is echter niet aan te merken als een concreet en objectief gegeven op basis waarvan het aannemelijk is dat het vergunde bouwplan zal worden verwijderd na de duur waarvoor de vergunning is verleend. Wat mij betreft is de afschrijvingstermijn een van de belangrijkste aanwijzingen of een voorziening tijdelijk van aard is.
Wilt u meer weten over tijdelijke afwijking van bestemmingsplannen op basis van de kruimelgevallenregeling? Neem contact op met Jasper Molenaar.
[1] Besluit van 4 september 2014 (Stb. 2014, 333) tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.
Drijvend zwembad
In deze zaak wil de gemeente Amstelveen een stadsstrand realiseren. Het is echter nog niet mogelijk om op deze locatie te zwemmen vanwege de waterkwaliteit. De gemeente wil daarom een tijdelijk drijvend zwembad met horeca, terras en sanitair realiseren. Het drijvende zwembad zal op pontons worden gerealiseerd die met een loopbrug met de oever worden verbonden. Op de pontons zal ook een tent worden opgericht met daarin een horecavoorziening. Appellanten, bestaande uit een eigenaar van een nabij gelegen pand met een horecabestemming alsmede de bewoner van dit pand, stellen dat niet aannemelijk is dat het voorziene zwembad daadwerkelijk kan en zal worden verwijderd na tien jaar. Zij stellen dat het voorziene zwembad een permanent karakter zal hebben. Dit blijkt volgens hen uit beleidsdocumenten.
Tijdelijkheid
De Afdeling overweegt dat het college heeft toegelicht dat het de wens van het gemeentebestuur is om een stadsstrand te realiseren. De waterkwaliteit op deze locatie is evenwel te slecht om in te zwemmen. Er zijn daarom verscheidene maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren, maar volgens het college zal het nog enkele jaren duren voordat de waterkwaliteit zodanig goed is dat veilig op deze locatie kan worden gezwommen. Om in de tussenliggende jaren toch een soortgelijke voorziening aan te bieden, is volgens het college gekozen voor een tijdelijke oplossing in de vorm van het voorziene zwembad. Het betreffende zwembad is na tien jaar economisch en deels technisch afgeschreven waardoor het zwembad na die periode zal moeten worden verwijderd, aldus het college. Volgens het college kan het voorziene zwembad eenvoudig worden verwijderd. Daarbij wijst het college erop dat het voorziene zwembad een al bestaand zwembad is dat eerder in Amsterdam is gebruikt. Het voorziene zwembad zal volgens het college niet duurzaam met de grond verankerd worden en kan door middel van een hijskraan uit het water worden getild. Gelet op de toelichting van het college is het volgens de Afdeling aannemelijk dat het voorziene zwembad daadwerkelijk kan en zal worden verwijderd na de duur van tien jaar, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.
Tot slot
De overwegingen en het eindoordeel van de Afdeling zijn in lijn met eerdere uitspraken en de bedoeling van de wijziging van het Bor. Het behoeft namelijk slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan en zal worden beëindigd (zie Nota van Toelichting, Staatsblad 2014, 333, pagina 24 en verder). Het voorbeeld van het drijvende zwembad past met de toelichting van de raad goed binnen dit kader. In de praktijk wordt ter onderbouwing hiervan met enige regelmaat verwezen naar een tijdelijke huurovereenkomst. Dit is echter niet aan te merken als een concreet en objectief gegeven op basis waarvan het aannemelijk is dat het vergunde bouwplan zal worden verwijderd na de duur waarvoor de vergunning is verleend. Wat mij betreft is de afschrijvingstermijn een van de belangrijkste aanwijzingen of een voorziening tijdelijk van aard is.
Wilt u meer weten over tijdelijke afwijking van bestemmingsplannen op basis van de kruimelgevallenregeling? Neem contact op met Jasper Molenaar.
[1] Besluit van 4 september 2014 (Stb. 2014, 333) tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.
Gerelateerd
Fysieke leefomgeving