Artikel 6:197 lid 2 BW bepaalt dat diverse rechten uit Titel 6.3 en Boek 8 BW, zoals bijvoorbeeld de aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken, niet vatbaar zijn voor subrogatie. In
een arrest van 26 mei 2015 heeft het gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat die bepaling – ondanks de uitdrukkelijke verwijzing naar het zuiver Nederlandsrechtelijke
artikel 7:962 BW – ook van toepassing is op subrogatie krachtens buitenlands recht.
Subrogatie in het kort
De wet bepaalt dat een verzekeraar, door uit te keren onder een verzekeringspolis, treedt in de rechten van haar verzekerde ( artikel 7:962 lid 1 BW). Dit betekent dat, indien er een aansprakelijke partij is, de verzekeraar de verzekeringsuitkering in beginsel op die partij kan verhalen. In beginsel, want ons BW kent een aantal bepalingen die de regresmogelijkheden van verzekeraars beperken.
Tijdelijke regeling verhaalsrechten (artikel 6:197 BW)
Eén van die beperkingen is de zogenoemde Tijdelijke regeling verhaalsrechten (“TRV”), die is opgenomen in artikel 6:197 BW. De regeling bestaat overigens al sinds 1 januari 1992 en is dus minder “tijdelijk” dan het opschrift doet vermoeden.
Ingevolge artikel 6:197 lid 2 BW zijn de rechten uit de artikelen 6:165, 6:166, 6:169, 6:171, 6:173 t/m 6:177 en 6:185 BW, alsmede de rechten uit de afdelingen 8.6.4, 8.11.4, 8.14.1 en 8.19.4 BW (die regels van vervoersrecht bevatten), niet vatbaar voor subrogatie krachtens artikel 7:962 BW. Dit betekent bijvoorbeeld dat een verzekeraar een door hem gedane verzekeringsuitkering niet kan verhalen op een aansprakelijke partij, indien die aansprakelijkheid enkel kan worden gebaseerd op artikel 6:173 BW (gebrekkige roerende zaak).
Subrogatie krachtens buitenlands recht?
In de zaak die heeft geleid tot het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2015 ( ECLI:NL:GHAMS:2015:2043), diende zich de vraag aan of artikel 6:197 lid 2 BW ook in de weg staat aan verhaal door een verzekeraar die krachtens buitenlands rechts is gesubrogeerd.
Het geschil
De aanleiding van het geschil was een tweetal lekkages in een La Place restaurant in Amsterdam; tot twee keer toe was de rubberen toevoerslang van een vaatwasmachine lek geraakt, met uitstroom van water en schade aan de onderliggende kledingwinkel van Guess tot gevolg. De verzekeraar van Guess had deze schade vergoed, en wenste vervolgens verhaal te nemen op La Place. De verzekeraar baseerde die vordering onder andere op de stelling dat La Place bedrijfsmatig gebruik had gemaakt van een gebrekkige roerende zaak ( artikel 6:173 BW jo. artikel 6:181 BW).
De standpunten van partijen
Eén van de stellingen waarmee La Place zich verweerde tegen de op artikel 6:173 BW gebaseerde vordering, was dat deze afstuit op de TRV. De verzekeraar stelde daarentegen dat zij niet krachtens artikel 7:962 BW, maar krachtens artikel 79 van de Engelse Marine Insurance Act 1906 was gesubrogeerd, en dat de TRV in dat geval niet in de weg staat aan een vordering op grond van artikel 6:173 BW. In artikel 6:197 lid 2 BW wordt immers specifiek verwezen naar artikel 7:962 BW, aldus de verzekeraar.
Het oordeel van het hof
In zijn oordeel gaat het hof in op zowel de letterlijke tekst van artikel 6:197 lid 2 BW als op de bedoeling van de wetgever, en laat uiteindelijk dat laatste de doorslag geven:
“ Op grond van de letterlijke bewoordingen van artikel [6:197 lid 2 BW] lijkt deze bepaling alleen te zien op verzekeraars die krachtens artikel 7:962 BW in de rechten van hun verzekerden worden gesubrogeerd. Een dergelijke beperkte uitleg van deze bepaling dient echter niet te worden gevolgd. De evidente strekking van artikel 6:197 BW is dat een recht uit artikel 6:173 BW niet vatbaar is voor subrogatie door een particuliere verzekeraar en dat degene wiens verhaal of subrogatie is uitgesloten die rechten evenmin krachtens overeenkomst kan verkrijgen.”
Het hof oordeelt vervolgens dat “ niet beoogd [is] de bepaling te beperken tot de verzekeraars die krachtens Nederlands recht in de rechten van hun verzekerden worden gesubrogeerd” en dat ook subrogatie krachtens buitenlands recht – in dit geval Engels recht – valt onder de reikwijdte van artikel 6:197 lid 2 BW.
De verzekeraar kon zich in dit geval dus niet met succes beroepen op artikel 6:173 BW en moest de hogere drempel uit art. artikel 6:162 BW nemen, om tot toewijzing van haar regresvordering te komen. Het hof oordeelde – anders dan de rechtbank in eerste aanleg had gedaan – dat de verzekeraar daarin niet was geslaagd, en wees de vorderingen van de verzekeraar af.
Lijn in de jurisprudentie
Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam, dat artikel 6:197 lid 2 BW ook van toepassing is op subrogatie krachtens buitenlands recht, is overigens in lijn met twee eerdere uitspraken van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2002 (S&S 2003, 44) en 28 juni 2005 (S&S 2006, 70), waarin de TRV ook van toepassing werd geacht op subrogatie krachtens Amerikaans respectievelijk Duits recht. In dat licht is het oordeel van het hof dus geen verrassing.
Auteur: mr. P.E. (Pieter) Bloemendal
Subrogatie in het kort
De wet bepaalt dat een verzekeraar, door uit te keren onder een verzekeringspolis, treedt in de rechten van haar verzekerde ( artikel 7:962 lid 1 BW). Dit betekent dat, indien er een aansprakelijke partij is, de verzekeraar de verzekeringsuitkering in beginsel op die partij kan verhalen. In beginsel, want ons BW kent een aantal bepalingen die de regresmogelijkheden van verzekeraars beperken.
Tijdelijke regeling verhaalsrechten (artikel 6:197 BW)
Eén van die beperkingen is de zogenoemde Tijdelijke regeling verhaalsrechten (“TRV”), die is opgenomen in artikel 6:197 BW. De regeling bestaat overigens al sinds 1 januari 1992 en is dus minder “tijdelijk” dan het opschrift doet vermoeden.
Ingevolge artikel 6:197 lid 2 BW zijn de rechten uit de artikelen 6:165, 6:166, 6:169, 6:171, 6:173 t/m 6:177 en 6:185 BW, alsmede de rechten uit de afdelingen 8.6.4, 8.11.4, 8.14.1 en 8.19.4 BW (die regels van vervoersrecht bevatten), niet vatbaar voor subrogatie krachtens artikel 7:962 BW. Dit betekent bijvoorbeeld dat een verzekeraar een door hem gedane verzekeringsuitkering niet kan verhalen op een aansprakelijke partij, indien die aansprakelijkheid enkel kan worden gebaseerd op artikel 6:173 BW (gebrekkige roerende zaak).
Subrogatie krachtens buitenlands recht?
In de zaak die heeft geleid tot het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2015 ( ECLI:NL:GHAMS:2015:2043), diende zich de vraag aan of artikel 6:197 lid 2 BW ook in de weg staat aan verhaal door een verzekeraar die krachtens buitenlands rechts is gesubrogeerd.
Het geschil
De aanleiding van het geschil was een tweetal lekkages in een La Place restaurant in Amsterdam; tot twee keer toe was de rubberen toevoerslang van een vaatwasmachine lek geraakt, met uitstroom van water en schade aan de onderliggende kledingwinkel van Guess tot gevolg. De verzekeraar van Guess had deze schade vergoed, en wenste vervolgens verhaal te nemen op La Place. De verzekeraar baseerde die vordering onder andere op de stelling dat La Place bedrijfsmatig gebruik had gemaakt van een gebrekkige roerende zaak ( artikel 6:173 BW jo. artikel 6:181 BW).
De standpunten van partijen
Eén van de stellingen waarmee La Place zich verweerde tegen de op artikel 6:173 BW gebaseerde vordering, was dat deze afstuit op de TRV. De verzekeraar stelde daarentegen dat zij niet krachtens artikel 7:962 BW, maar krachtens artikel 79 van de Engelse Marine Insurance Act 1906 was gesubrogeerd, en dat de TRV in dat geval niet in de weg staat aan een vordering op grond van artikel 6:173 BW. In artikel 6:197 lid 2 BW wordt immers specifiek verwezen naar artikel 7:962 BW, aldus de verzekeraar.
Het oordeel van het hof
In zijn oordeel gaat het hof in op zowel de letterlijke tekst van artikel 6:197 lid 2 BW als op de bedoeling van de wetgever, en laat uiteindelijk dat laatste de doorslag geven:
“ Op grond van de letterlijke bewoordingen van artikel [6:197 lid 2 BW] lijkt deze bepaling alleen te zien op verzekeraars die krachtens artikel 7:962 BW in de rechten van hun verzekerden worden gesubrogeerd. Een dergelijke beperkte uitleg van deze bepaling dient echter niet te worden gevolgd. De evidente strekking van artikel 6:197 BW is dat een recht uit artikel 6:173 BW niet vatbaar is voor subrogatie door een particuliere verzekeraar en dat degene wiens verhaal of subrogatie is uitgesloten die rechten evenmin krachtens overeenkomst kan verkrijgen.”
Het hof oordeelt vervolgens dat “ niet beoogd [is] de bepaling te beperken tot de verzekeraars die krachtens Nederlands recht in de rechten van hun verzekerden worden gesubrogeerd” en dat ook subrogatie krachtens buitenlands recht – in dit geval Engels recht – valt onder de reikwijdte van artikel 6:197 lid 2 BW.
De verzekeraar kon zich in dit geval dus niet met succes beroepen op artikel 6:173 BW en moest de hogere drempel uit art. artikel 6:162 BW nemen, om tot toewijzing van haar regresvordering te komen. Het hof oordeelde – anders dan de rechtbank in eerste aanleg had gedaan – dat de verzekeraar daarin niet was geslaagd, en wees de vorderingen van de verzekeraar af.
Lijn in de jurisprudentie
Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam, dat artikel 6:197 lid 2 BW ook van toepassing is op subrogatie krachtens buitenlands recht, is overigens in lijn met twee eerdere uitspraken van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2002 (S&S 2003, 44) en 28 juni 2005 (S&S 2006, 70), waarin de TRV ook van toepassing werd geacht op subrogatie krachtens Amerikaans respectievelijk Duits recht. In dat licht is het oordeel van het hof dus geen verrassing.
Auteur: mr. P.E. (Pieter) Bloemendal
Gerelateerd
Verzekering