Afdeling gaat ook om, na recente ontwikkelingen vanuit Europa en de Centrale Raad van Beroep
Aanbieding van een stuk bij andere postbedrijven dan PostNL geldt nu ook als ‘terpostbezorging’ in de zin van artikel 6:9 lid 2 Awb. Dat oordeelt de Afdeling in een uitspraak op 15 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1682), waarmee wordt aangesloten bij de recente jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Een bezwaar-, beroep- of hoger beroepschrift is tijdig ingediend als het binnen de termijn ter post is bezorgd – dat wil zeggen: aangeboden aan het postbedrijf, of in een brievenbus gedeponeerd – en binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:9 lid 2 jo. 6:24 Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb). Het was vaste jurisprudentie van zowel de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) als de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat enkel aanbieding bij PostNL als ‘terpostbezorging’ in de zin van artikel 6:9 lid 2 Awb gold. Oftewel: als een stuk voorheen binnen een week na afloop van de termijn was ontvangen, maar binnen de termijn was aangeboden aan een ander postbedrijf dan PostNL, gold dat de termijn was overschreden.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie overwoog op 27 maart 2019 in de Pawlak/KRUS-zaak echter dat een soortgelijke nationale regeling in strijd is met unierechtelijke regels:
Gelet op het voorgaande dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 7, lid 1, eerste volzin, van de gewijzigde richtlijn [betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/6/EG], gelezen in samenhang met artikel 8 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging wegens redenen van openbare orde of openbare veiligheid bestaat, alleen de afgifte van een processtuk in een postkantoor van de enige voor de universele postdienst aangewezen aanbieder erkent als gelijkwaardig aan de indiening van het processtuk bij de betrokken rechterlijke instantie (par. 79).
Naar aanleiding van deze uitspraak ging de CRvB in een uitspraak op 16 juni 2020 om. De CRvB oordeelde dat bij toepassing van artikel 6:9 lid 2 jo. 6:24 Awb ook aanbieding van stukken bij andere bedrijven dan PostNL als terpostbezorging geldt, mits dat bedrijf als postvervoersbedrijf is ingeschreven bij de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM).
De Afdeling sluit zich in een uitspraak op 15 juli 2020 aan bij deze ontwikkeling en overweegt:
Het was vaste rechtspraak dat onder terpostbezorging in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, uitsluitend wordt verstaan terpostbezorging bij PostNL. De Afdeling ziet echter, in navolging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1207, aanleiding om artikel 6:9 van de Awb ruimer uit te leggen. […] Dit brengt mee dat een bezwaar-, beroep- of hogerberoepschrift ook tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn bij een andere postaanbieder dan PostNL ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. (r.o. 4.2).
De postaanbieder dient ook volgens de Afdeling geregistreerd te zijn bij de ACM. Na registratie, die gelet op artikel 41 van de Postwet 2009 verplicht is, ziet de ACM toe op naleving van de regels die gelden voor postvervoersbedrijven. De Afdeling stelt dat er daarom “volgt dat sprake is van enige waarborg en controle van de kwaliteit van postbezorging”.
De nieuwe lijn gaat onmiddellijk in; er is dus geen sprake van een overgangsperiode. Deze uitspraak heeft dan ook direct gevolgen in de praktijk wanneer er sprake is van terpostbezorging bij andere bedrijven dan PostNL.
Heeft u vragen over deze uitspraak of de gevolgen daarvan? Neem dan contact op met Joske Hagelaars of Ilona Termaat, specialisten bestuursrecht.