Inleiding
Op 14 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen ( ECLI:NL:RBMNE:2016:6533) in een zaak tussen een inwoner uit Bahrein (eiser) en een Nederlandse reisorganisator. Eiser heeft de reisorganisator verzocht om een verblijf van één week in Thailand (richting Koh Samui) bij een goede duiklocatie. Hierop heeft de reisorganisator een verblijf van een week in het Peace Resort hotel in Bophut aangeboden. Nadat eiser dit aanbod had aanvaard en er een reisovereenkomst tot stand was gekomen, wenste de reisorganisator de overeenkomst te wijzigen vanwege overboeking van het Peace Resort.
Vervolgens heeft de reisorganisator diverse alternatieve aanbiedingen aan eiser gedaan, waaronder een verblijf in Kanok Buri. Eiser heeft de reisorganisator meegedeeld dat hij naar Kanok Buri wil en de reisorganisator heeft deze accommodatie voor eiser geboekt.
Bij aankomst in Kanok Buri op heeft eiser aan de reisorganisator meegedeeld dat deze accommodatie niet aan zijn verwachtingen voldoet, omdat er niet gedoken kan worden in de buurt. Om die reden verzocht eiser om een ander hotel voor hem te regelen. De reisorganisator heeft vervolgens contact gelegd met Hotel Santiburi, waarna eiser en zijn kinderen naar dit hotel zijn vervoerd. Eiser heeft vervolgens de reisorganisator onder meer aansprakelijk gesteld voor de door hem aan Hotel Santiburi betaalde verblijfkosten.
De centrale vraag is of de reisorganisator de reisovereenkomst heeft uitgevoerd overeenkomstig de verwachtingen die eiser op grond van die overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben.
IPR-horde
Alvorens nader op de inhoud van de zaak in te gaan komt aan de orde of de rechtbank rechtsmacht toekomt, omdat de zaak een internationaal karakter heeft. Eiser woont immers in Bahrein. Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel Ibis acht de rechtbank zich bevoegd om dit geschil te beslechten, omdat de reisorganisator als verweerder gevestigd is in Nederland. Voorts is Nederlands recht van toepassing op het onderhavige geschil, aangezien partijen ter comparitie expliciet voor dit recht hebben gekozen.
Hoofdverplichting reisorganisator: reis conform verwachtingen
Allereerst stelt de rechtbank vast dat er in het onderhavige geval sprake is van een reisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 BW en dat daarop de ANVR-reisvoorwaarden van toepassing zijn.
Op grond van artikel 7:507 lid 1 BW is de reisorganisator verplicht tot uitvoering van de reis overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht koesteren. Indien de reis niet overeenkomstig de redelijke verwachtingen verloopt, is de reisorganisator verplicht de reiziger zijn schade te vergoeden (artikel 7:507 lid 2 BW). Tevens volgt uit artikel 14 van de ANVR-reisvoorwaarden dat de reisorganisator in geval van wijziging de reiziger, indien mogelijk, een alternatief aanbod moet doen en het alternatieve aanbod minstens gelijkwaardig dient te zijn.
In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat Kanok Buri in elk geval wat betreft de duikmogelijkheden niet aan de redelijke verwachtingen van eiser voldeed en niet gelijkwaardig was aan het Peace Resort. Voor het bereiken van de dichtstbijzijnde duiklocatie was namelijk een busrit van een half uur en vervolgens een boottocht noodzakelijk.
De reisorganisator bracht nog naar voren dat eiser op basis van zijn aanvaarding van Kanok Buri niet mocht verwachten dat deze accommodatie bij een goede duiklocatie gelegen zou zijn. Dit betoog vindt echter geen gehoor bij de rechtbank. Volgens de rechtbank kan uit het verzoek van eiser immers worden afgeleid dat een verblijf op een goede duiklocatie van wezenlijk belang was. Bovendien heeft de reisorganisator niet gesteld dat zij eiser ondanks deze expliciete wens heeft gewaarschuwd dat Kanok Buri hieraan niet voldeed en niet was gelegen in de buurt van een goede duiklocatie.
Vanwege het ontbreken van goede duikmogelijkheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een tekortkoming in de nakoming van de reisovereenkomst aan de zijde van de reisorganisator. Ingevolge artikel 7:507 lid 2 BW is de reisorganisator dan ook verplicht de schade die eiser daardoor heeft geleden te vergoeden. De door eiser gevorderde verblijfkosten van Hotel Santiburi ten bedrage van € 11.734,98 worden dan ook toegewezen door de rechtbank als materiële schade van de tekortkoming van de reisorganisator.
Vergoeding van immateriële schade: gederfd reisgenot
Naast de verblijfkosten van Hotel Santiburi vorderde eiser ook nog een bedrag van € 11.279,- van de reisorganisator wegens gederfd reisgenot. Dit gederfd reisgenot is volgens eiser gelegen in het feit dat hij door de reisorganisator een uiterst onplezierig verblijf heeft gehad op Koh Samui, omdat hij door Hotel Santiburi als wanbetaler is behandeld en door de teleurstelling over Kanok Buri.
Op grond van artikel 7:510 BW verplicht een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die haar kan worden toegerekend de reisorganisator tot vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade, voor zover door die tekortkoming derving van reisgenot is veroorzaakt. ‘Ander nadeel dan vermogensschade’ in de zin van artikel 7:510 BW, is een beperkter begrip dan ‘ander nadeel dan vermogensschade’ in artikel 6:106 lid 1 BW, nu dit in artikel 7:510 BW wordt beperkt tot immateriële schade die voortvloeit uit het derven van reisgenot.
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser genoemde gevoelens geen vergoeding van € 11.279,- aan gederfd reisgenot rechtvaardigen, omdat eiser al enkele uren na zijn klacht over Kanok Buri naar Hotel Santiburi is vervoerd, welke accommodatie voldeed aan de verwachtingen die eiser redelijkerwijs mocht hebben. Toch heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk minder reisgenot gehad, aangezien hij tijdens zijn vakantie van hotel moest wisselen en de reisorganisator ondanks haar plicht weigerde om de kosten van Hotel Santiburi te voldoen met alle gevolgen van dien (zoals de daaruit voortvloeiende opstelling van Hotel Santiburi). De rechtbank stelt de vergoeding voor dit gederfde reisgenot naar billijkheid vast op een bedrag van € 750,-.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept het belang voor reisorganisatoren om rekening te houden met de redelijke verwachtingen die een reiziger op grond van de reisovereenkomst heeft. Indien de reis niet conform de verwachtingen verloopt, is de reisorganisator immers verplicht de reiziger zijn schade te vergoeden. De reisorganisator is in dat geval niet alleen aansprakelijk voor de materiële schade, maar ook voor de immateriële schade.
Op 14 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen ( ECLI:NL:RBMNE:2016:6533) in een zaak tussen een inwoner uit Bahrein (eiser) en een Nederlandse reisorganisator. Eiser heeft de reisorganisator verzocht om een verblijf van één week in Thailand (richting Koh Samui) bij een goede duiklocatie. Hierop heeft de reisorganisator een verblijf van een week in het Peace Resort hotel in Bophut aangeboden. Nadat eiser dit aanbod had aanvaard en er een reisovereenkomst tot stand was gekomen, wenste de reisorganisator de overeenkomst te wijzigen vanwege overboeking van het Peace Resort.
Vervolgens heeft de reisorganisator diverse alternatieve aanbiedingen aan eiser gedaan, waaronder een verblijf in Kanok Buri. Eiser heeft de reisorganisator meegedeeld dat hij naar Kanok Buri wil en de reisorganisator heeft deze accommodatie voor eiser geboekt.
Bij aankomst in Kanok Buri op heeft eiser aan de reisorganisator meegedeeld dat deze accommodatie niet aan zijn verwachtingen voldoet, omdat er niet gedoken kan worden in de buurt. Om die reden verzocht eiser om een ander hotel voor hem te regelen. De reisorganisator heeft vervolgens contact gelegd met Hotel Santiburi, waarna eiser en zijn kinderen naar dit hotel zijn vervoerd. Eiser heeft vervolgens de reisorganisator onder meer aansprakelijk gesteld voor de door hem aan Hotel Santiburi betaalde verblijfkosten.
De centrale vraag is of de reisorganisator de reisovereenkomst heeft uitgevoerd overeenkomstig de verwachtingen die eiser op grond van die overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben.
IPR-horde
Alvorens nader op de inhoud van de zaak in te gaan komt aan de orde of de rechtbank rechtsmacht toekomt, omdat de zaak een internationaal karakter heeft. Eiser woont immers in Bahrein. Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel Ibis acht de rechtbank zich bevoegd om dit geschil te beslechten, omdat de reisorganisator als verweerder gevestigd is in Nederland. Voorts is Nederlands recht van toepassing op het onderhavige geschil, aangezien partijen ter comparitie expliciet voor dit recht hebben gekozen.
Hoofdverplichting reisorganisator: reis conform verwachtingen
Allereerst stelt de rechtbank vast dat er in het onderhavige geval sprake is van een reisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 BW en dat daarop de ANVR-reisvoorwaarden van toepassing zijn.
Op grond van artikel 7:507 lid 1 BW is de reisorganisator verplicht tot uitvoering van de reis overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht koesteren. Indien de reis niet overeenkomstig de redelijke verwachtingen verloopt, is de reisorganisator verplicht de reiziger zijn schade te vergoeden (artikel 7:507 lid 2 BW). Tevens volgt uit artikel 14 van de ANVR-reisvoorwaarden dat de reisorganisator in geval van wijziging de reiziger, indien mogelijk, een alternatief aanbod moet doen en het alternatieve aanbod minstens gelijkwaardig dient te zijn.
In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat Kanok Buri in elk geval wat betreft de duikmogelijkheden niet aan de redelijke verwachtingen van eiser voldeed en niet gelijkwaardig was aan het Peace Resort. Voor het bereiken van de dichtstbijzijnde duiklocatie was namelijk een busrit van een half uur en vervolgens een boottocht noodzakelijk.
De reisorganisator bracht nog naar voren dat eiser op basis van zijn aanvaarding van Kanok Buri niet mocht verwachten dat deze accommodatie bij een goede duiklocatie gelegen zou zijn. Dit betoog vindt echter geen gehoor bij de rechtbank. Volgens de rechtbank kan uit het verzoek van eiser immers worden afgeleid dat een verblijf op een goede duiklocatie van wezenlijk belang was. Bovendien heeft de reisorganisator niet gesteld dat zij eiser ondanks deze expliciete wens heeft gewaarschuwd dat Kanok Buri hieraan niet voldeed en niet was gelegen in de buurt van een goede duiklocatie.
Vanwege het ontbreken van goede duikmogelijkheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een tekortkoming in de nakoming van de reisovereenkomst aan de zijde van de reisorganisator. Ingevolge artikel 7:507 lid 2 BW is de reisorganisator dan ook verplicht de schade die eiser daardoor heeft geleden te vergoeden. De door eiser gevorderde verblijfkosten van Hotel Santiburi ten bedrage van € 11.734,98 worden dan ook toegewezen door de rechtbank als materiële schade van de tekortkoming van de reisorganisator.
Vergoeding van immateriële schade: gederfd reisgenot
Naast de verblijfkosten van Hotel Santiburi vorderde eiser ook nog een bedrag van € 11.279,- van de reisorganisator wegens gederfd reisgenot. Dit gederfd reisgenot is volgens eiser gelegen in het feit dat hij door de reisorganisator een uiterst onplezierig verblijf heeft gehad op Koh Samui, omdat hij door Hotel Santiburi als wanbetaler is behandeld en door de teleurstelling over Kanok Buri.
Op grond van artikel 7:510 BW verplicht een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die haar kan worden toegerekend de reisorganisator tot vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade, voor zover door die tekortkoming derving van reisgenot is veroorzaakt. ‘Ander nadeel dan vermogensschade’ in de zin van artikel 7:510 BW, is een beperkter begrip dan ‘ander nadeel dan vermogensschade’ in artikel 6:106 lid 1 BW, nu dit in artikel 7:510 BW wordt beperkt tot immateriële schade die voortvloeit uit het derven van reisgenot.
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser genoemde gevoelens geen vergoeding van € 11.279,- aan gederfd reisgenot rechtvaardigen, omdat eiser al enkele uren na zijn klacht over Kanok Buri naar Hotel Santiburi is vervoerd, welke accommodatie voldeed aan de verwachtingen die eiser redelijkerwijs mocht hebben. Toch heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk minder reisgenot gehad, aangezien hij tijdens zijn vakantie van hotel moest wisselen en de reisorganisator ondanks haar plicht weigerde om de kosten van Hotel Santiburi te voldoen met alle gevolgen van dien (zoals de daaruit voortvloeiende opstelling van Hotel Santiburi). De rechtbank stelt de vergoeding voor dit gederfde reisgenot naar billijkheid vast op een bedrag van € 750,-.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept het belang voor reisorganisatoren om rekening te houden met de redelijke verwachtingen die een reiziger op grond van de reisovereenkomst heeft. Indien de reis niet conform de verwachtingen verloopt, is de reisorganisator immers verplicht de reiziger zijn schade te vergoeden. De reisorganisator is in dat geval niet alleen aansprakelijk voor de materiële schade, maar ook voor de immateriële schade.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid