Wie het niet eens is met een vonnis van de burgerlijke rechter kan tegen die uitspraak in beroep binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis (artikel 339 lid 1 Rv.)
Deze termijn wordt in de praktijk zeer strikt gehandhaafd. De datum van de uitspraak wordt meestal op twee plaatsen in het vonnis vermeld. Op het voorblad van het vonnis staat een uitspraakdatum en op het laatste blad wordt nog eens vermeld door welke rechter en op welke datum het vonnis in het openbaar uitgesproken is.
In een procedure die aanhangig was bij de Rechtbank Oost-Brabant, team kanton, was er een slordigheidje in het vonnis geslopen. Op het voorblad werd 19 maart 2015 als uitspraakdatum vermeld. Op laatste blad was het volgende opgenomen:
“Aldus gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2015.”
De ‘verliezende’ partij Logistic Service B.V. (hierna: “Logistic”) was door de Rechtbank veroordeeld om een bedrag te betalen aan haar wederpartij, een curator in dit geval (hierna: “de Curator”). Logistic wilde tegen het vonnis in hoger beroep komen en deed dit door een hoger beroep dagvaarding uit te laten brengen op 25 juni 2015. Gerekend vanaf de datum op het voorblad (19 maart 2015) van het vonnis was dit dus 6 dagen te laat. Gerekend vanaf de datum op de laatste pagina van het vonnis (2 april 2015) was dit nog op tijd.
Nadat de Curator de hoger beroep dagvaarding had ontvangen, heeft deze de Rechtbank aangeschreven met de mededeling dat er abusievelijk een verkeerde datum in het vonnis stond vermeld. De Curator heeft daarbij ook aan de Rechtbank gevraagd om dit te herstellen. De Rechtbank heeft vervolgens een nieuw vonnis uitgebracht, ondanks dat Logistic zich daartegen had verzet. Op 26 augustus 2015 heeft de Rechtbank het vonnis verbeterd en ook op het laatste blad de datum van 19 maart 2015 vermeld.
Vervolgens heeft de Rechtbank Logistic in de gelegenheid gesteld om zicht schriftelijk, bij akte, uit te laten over de vraag op welke dag het vonnis volgens haar daadwerkelijk is uitgesproken en wanneer zij het vonnis daadwerkelijk heeft ontvangen. De Rechtbank heeft daarbij aangegeven dat bij die akte ook een verklaring van de griffier van de Rechtbank moest worden gevoegd waaruit blijkt op welke datum het vonnis aan Logitic is verzonden. De Curator heeft schriftelijk op de akte gereageerd.
Vervolgens heeft het Hof Den Bosch uitspraak gedaan. Het Hof overweegt onder meer, versimpeld uitgedrukt, het volgende:
Het Hof verklaart Logistic niet ontvankelijk in haar beroep. Logistic gaat wederom, maar nu tijdig, in beroep (‘cassatie’) van dit vonnis. De Hoge Raad is het echter eens met het Hof en bekrachtigt de uitspraak van het Hof. De vordering van de Curator op Logistic staat dus vast en zal door Logistic aan de Curator moeten worden betaald.
Wat betekent dit voor de praktijk? Foutjes kunnen makkelijk worden gemaakt. Ervaring leert dat dit ‘zelfs’ bij Rechtbanken en Gerechtshoven regelmatig voorkomt. De procespartijen kunnen zich hier echter niet snel achter verschuilen en zullen zelf altijd op moeten letten en scherp moeten blijven. Met name op termijnen. In dit geval geeft het Hof al aan dat hierin een belangrijke rol voor de advocaat is weggelegd. Deze is immers de deskundige op dit vlak.
Bent u op zoek naar een scherpe procesadvocaat? Schroom dan niet om contact met mij op te nemen.
Cindy Snelders
Deze termijn wordt in de praktijk zeer strikt gehandhaafd. De datum van de uitspraak wordt meestal op twee plaatsen in het vonnis vermeld. Op het voorblad van het vonnis staat een uitspraakdatum en op het laatste blad wordt nog eens vermeld door welke rechter en op welke datum het vonnis in het openbaar uitgesproken is.
In een procedure die aanhangig was bij de Rechtbank Oost-Brabant, team kanton, was er een slordigheidje in het vonnis geslopen. Op het voorblad werd 19 maart 2015 als uitspraakdatum vermeld. Op laatste blad was het volgende opgenomen:
“Aldus gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2015.”
De ‘verliezende’ partij Logistic Service B.V. (hierna: “Logistic”) was door de Rechtbank veroordeeld om een bedrag te betalen aan haar wederpartij, een curator in dit geval (hierna: “de Curator”). Logistic wilde tegen het vonnis in hoger beroep komen en deed dit door een hoger beroep dagvaarding uit te laten brengen op 25 juni 2015. Gerekend vanaf de datum op het voorblad (19 maart 2015) van het vonnis was dit dus 6 dagen te laat. Gerekend vanaf de datum op de laatste pagina van het vonnis (2 april 2015) was dit nog op tijd.
Nadat de Curator de hoger beroep dagvaarding had ontvangen, heeft deze de Rechtbank aangeschreven met de mededeling dat er abusievelijk een verkeerde datum in het vonnis stond vermeld. De Curator heeft daarbij ook aan de Rechtbank gevraagd om dit te herstellen. De Rechtbank heeft vervolgens een nieuw vonnis uitgebracht, ondanks dat Logistic zich daartegen had verzet. Op 26 augustus 2015 heeft de Rechtbank het vonnis verbeterd en ook op het laatste blad de datum van 19 maart 2015 vermeld.
Vervolgens heeft de Rechtbank Logistic in de gelegenheid gesteld om zicht schriftelijk, bij akte, uit te laten over de vraag op welke dag het vonnis volgens haar daadwerkelijk is uitgesproken en wanneer zij het vonnis daadwerkelijk heeft ontvangen. De Rechtbank heeft daarbij aangegeven dat bij die akte ook een verklaring van de griffier van de Rechtbank moest worden gevoegd waaruit blijkt op welke datum het vonnis aan Logitic is verzonden. De Curator heeft schriftelijk op de akte gereageerd.
Vervolgens heeft het Hof Den Bosch uitspraak gedaan. Het Hof overweegt onder meer, versimpeld uitgedrukt, het volgende:
- de termijn om in hoger beroep te gaan bedraagt op grond van de wet drie maanden na de uitspraakdatum;
- vaststaat dat uitspraakdatum 19 maart 2015 is, dit wordt bewezen door het verbeterde vonnis;
- het is van belang dat er duidelijkheid bestaat over de termijnen van hogere beroep, dus aan deze termijnen moet strikt de hand worden gehouden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hierop een uitzondering worden gemaakt (ECLI:NL:HR:2015:2814);
- van een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld pas sprake indien degene die beroep instelt door een fout van de (griffie van) de Rechtbank of het Hof niet tijdig wist of kon weten de er al uitspraak was gedaan en de uitspraak pas na het verstrijken van de hoger beroep termijn aan hem is verstrekt (ECLI:NL:HR:2015:2814);
- een advocaat moet op de hoogte zijn van de geldende termijnen en de verstrekkende gevolgen van de overschrijding daarvan (ECLI:NL:HR:2015:2814);
- er niet gebleken is dat het vonnis niet op 19 maart 2015 gewezen zou zijn;
- Logistic was ruim voor het verstrijken van de appeltermijn bekend met het vonnis. De griffie geeft aan dat het vonnis op 19 maart 2015 aan Logistic is toegestuurd en in elk geval is het vonnis op 15 april 2015 aan Logitsic betekend. Logistic had dus nog voldoende tijd op tijdig in hoger beroep te komen.
Het Hof verklaart Logistic niet ontvankelijk in haar beroep. Logistic gaat wederom, maar nu tijdig, in beroep (‘cassatie’) van dit vonnis. De Hoge Raad is het echter eens met het Hof en bekrachtigt de uitspraak van het Hof. De vordering van de Curator op Logistic staat dus vast en zal door Logistic aan de Curator moeten worden betaald.
Wat betekent dit voor de praktijk? Foutjes kunnen makkelijk worden gemaakt. Ervaring leert dat dit ‘zelfs’ bij Rechtbanken en Gerechtshoven regelmatig voorkomt. De procespartijen kunnen zich hier echter niet snel achter verschuilen en zullen zelf altijd op moeten letten en scherp moeten blijven. Met name op termijnen. In dit geval geeft het Hof al aan dat hierin een belangrijke rol voor de advocaat is weggelegd. Deze is immers de deskundige op dit vlak.
Bent u op zoek naar een scherpe procesadvocaat? Schroom dan niet om contact met mij op te nemen.
Cindy Snelders