In 2002 verkeerde France Telecom in financieel zwaar weer. De Franse minister van Economische zaken heeft naar aanleiding van die financiële problemen (onder meer) verklaard dat de staat “
Wanneer France Telecom financieringsproblemen mocht hebben - hetgeen vandaag niet het geval is - de […] nodige beslissingen zal nemen om deze gevolgen weg te nemen.” Vervolgens heeft de Staat een aantal maanden later een kredietlijn aan France Telecom aangeboden, welk aanbod door France Telecom is geweigerd. De Europese Commissie beoordeelde dit samenstel van handelingen als verboden staatssteun. Aan het Gerecht van de Europese Unie (het “
Gerecht”) is de vraag voorgelegd of dit inderdaad het geval was (arrest van 21 mei 2010 in de gevoegde zaken T-425/04, T-444/04, T-450/04 en T-456/04).
Er is op grond van artikel 107 van het EU-Werkingsverdrag slechts sprake van verboden staatssteun als (onder meer) een selectief voordeel wordt verschaft aan een onderneming, dat met staatsmiddelen wordt bekostigd.
Het Gerecht concludeerde eerst dat er wel degelijk sprake was van een financieel voordeel voor France Telecom. Als gevolg van de toezegging en het aangeboden krediet is het vertrouwen bij andere investeerders gegroeid om France Telecom te herfinancieren. Dientengevolge heeft de toezegging een stabiliserend effect gehad voor France Telecom, dat resulteerde in een financieel voordeel (als gevolg van een lagere rentedruk).
Het Gerecht concludeerde echter ook dat het voordeel niet is verschaft uit staatsmiddelen. Het betrof namelijk een open, onnauwkeurige verklaring. Aangezien de aard, de omvang en de voorwaarden van de toezegging niet blijken uit de verklaring van de minister, kan de toezegging niet worden gelijk gesteld met een garantie. In een garantie dienen immers de voorwaarden te zijn geformuleerd op basis waarvan de Staat zal ingestaan voor de betaling van de rente op - en aflossing van - de schuld van de derde (France Telecom). Van verboden staatssteun is volgens het Gerecht dus geen sprake.
Een niet bindende toezegging van een publiek bestuurder om een onderneming financieel te steunen zal aldus niet an sich als verboden staatssteun worden aangemerkt. Er is pas sprake van financiering met staatsmiddelen (en eventueel verboden staatssteun), indien de Staat bij de toezegging tot steun ook daadwerkelijk verbintenissen op zich neemt.
Er is op grond van artikel 107 van het EU-Werkingsverdrag slechts sprake van verboden staatssteun als (onder meer) een selectief voordeel wordt verschaft aan een onderneming, dat met staatsmiddelen wordt bekostigd.
Het Gerecht concludeerde eerst dat er wel degelijk sprake was van een financieel voordeel voor France Telecom. Als gevolg van de toezegging en het aangeboden krediet is het vertrouwen bij andere investeerders gegroeid om France Telecom te herfinancieren. Dientengevolge heeft de toezegging een stabiliserend effect gehad voor France Telecom, dat resulteerde in een financieel voordeel (als gevolg van een lagere rentedruk).
Het Gerecht concludeerde echter ook dat het voordeel niet is verschaft uit staatsmiddelen. Het betrof namelijk een open, onnauwkeurige verklaring. Aangezien de aard, de omvang en de voorwaarden van de toezegging niet blijken uit de verklaring van de minister, kan de toezegging niet worden gelijk gesteld met een garantie. In een garantie dienen immers de voorwaarden te zijn geformuleerd op basis waarvan de Staat zal ingestaan voor de betaling van de rente op - en aflossing van - de schuld van de derde (France Telecom). Van verboden staatssteun is volgens het Gerecht dus geen sprake.
Een niet bindende toezegging van een publiek bestuurder om een onderneming financieel te steunen zal aldus niet an sich als verboden staatssteun worden aangemerkt. Er is pas sprake van financiering met staatsmiddelen (en eventueel verboden staatssteun), indien de Staat bij de toezegging tot steun ook daadwerkelijk verbintenissen op zich neemt.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun