Stakingsrecht: ESH en gezichtspunten (geen drempels vooraf)

29 juli 2015, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Het stakingsrecht is niet terug te vinden in de Nederlandse wetgeving. Het is gebaseerd op het Europees Sociaal Handvest (ESH) uit 1961, in het kader van de Raad van Europa (waarvan 47 Europese landen lid zijn). Nederland heeft het ESH in 1980 geratificeerd. Het ESH bevat waarborgen van een aantal sociale rechten voor werknemers, waaronder collectief handelen (artikel 6). Het ESH heeft directe werking in Nederland.Collectief actierecht van werknemersIn artikel 6 lid 4 ESH staat het recht van...
Buby den Heeten 
Buby den Heeten 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Het stakingsrecht is niet terug te vinden in de Nederlandse wetgeving. Het is gebaseerd op het Europees Sociaal Handvest (ESH) uit 1961, in het kader van de Raad van Europa (waarvan 47 Europese landen lid zijn). Nederland heeft het ESH in 1980 geratificeerd. Het ESH bevat waarborgen van een aantal sociale rechten voor werknemers, waaronder collectief handelen (artikel 6). Het ESH heeft directe werking in Nederland.

Collectief actierecht van werknemers

In artikel 6 lid 4 ESH staat het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in geval van belangengeschillen, waaronder het stakingsrecht. Het gaat dus om een belangen­geschil tussen werkgever(s) en werknemers.

Op 19 juni 2015 heeft de Hoge Raad in het Amsta-arrest (ECLI:NL:HR:2015:1687) uitgemaakt, dat de eisen van de aanzegplicht en het ultimum remedium niet langer zelfstandige criteria zijn voor de rechtmatigheid van een werkonderbreking en bedrijfsbezetting. Tot voor kort gold de eis, bij wege van voorvraag, dat er sprake moest zijn van een patstelling van het overleg tussen werkgever(s) en werknemers c.q. cao-partijen. Zolang hiervan geen sprake was, was een collectieve actie prematuur en dus onrechtmatig. Onderdeel van deze (oude) spelregel was, dat de collectieve actie op voorhand aangekondigd moest worden door de werknemers c.q. vakbond(en).

Van spelregels naar gezichtspunten

Het hiervoor genoemde Amsta-arrest en het Enerco-arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3077) geven de nieuwe beoordelingsruimte voor het Nederlandse stakingsrecht aan. Voor een collectieve actie, waaronder een staking, gelden geen voor­waarden voor toelaatbaarheid, maar uitsluitend gezichtspunten bij de beoordeling of de actie onrechtmatig is. De beperking of het verbod van een collectieve actie vindt alleen plaats langs de weg van artikel G ESH.

Artikelen 6 lid 4 en G ESH

Indien sprake is van een collectief belangenconflict tussen werkgever(s) en werknemers, dan moeten de werkgever en derden de hierdoor ondervonden hinder of schade accepteren. Voorwaarde is dat het collectief optreden van de werknemers c.q. de vakbonden redelijker­wijs kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Hieronder kunnen ook vallen een besmetverklaring van het lossen van een schip in de haven (Enerco), korte werkonderbrekingen en bedrijfsbezettingen (Amsta) en het beperkt uitoefenen van werkzaamheden (ambulances: niet of beperkt statussen).

Wanneer is een collectieve actie (on)rechtmatig?

Indien de organisatoren van een collectieve actie aannemelijk maken, dat de actie redelijker­wijze kan bijdragen aan doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen tussen werkgever(s) en werknemers (artikel 6 lid 4 ESH), is sprake van een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. De werkgever of de derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, moet aannemelijk maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit laatste is slechts het geval, indien de beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijke gezien dringend noodzakelijk zijn.

Welke omstandigheden zijn nu van belang wanneer in een concreet geval moet worden beoordeeld of een collectieve actie toelaatbaar is?

Volgens de Hoge Raad zijn dit onder meer:

  • de aard en duur van de actie,

  • de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel,

  • de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en

  • de aard van die belangen en die schade.


In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de spelregels zijn nageleefd (aanzegverplichting en ultimum remedium).

Collectieve actie betreft mede personen met een bijzondere kwetsbaarheid.

Tot slot noemt de Hoge Raad dat relevant is of de actie mede personen betreft met een bijzondere kwetsbaarheid. Hierbij worden genoemd: jeugdigen, gehandicapten, bejaarden, en anderen die in bijzondere mate zorg behoeven, in die zin dat de collectieve actie afbreuk doet aan de mogelijkheid van hun verzorging waardoor die personen worden blootgesteld aan het gevaar dat hun geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt geschaad.

De Hoge Raad noemt met zoveel woorden dat de collectieve actie in die situatie op grond van artikel G ESH al snel als onrechtmatig moet worden aangemerkt.

Met andere woorden, het gaat niet alleen om “patiënten”, maar om “personen met een bijzondere kwetsbaarheid zoals jeugdigen, gehandicapten, bejaarden, en anderen die in bijzondere mate zorg behoeven”. Verder spelen niet alleen gevaren voor de lichamelijke gezondheid een rol, maar ook gevaren voor de geestelijke gezondheid.

Amsta-casus

In het geschil rond zorginstelling Amsta legden verschillende werknemers verklaringen af, dat patiënten, waaronder dementerenden, angsten uitstonden vanwege het geschreeuw en het gebonk op ramen en deuren door hun verzorgers (en derden). Hierdoor lijkt aannemelijk dat kwetsbare, dementerende bejaarden blootgesteld werden aan het gevaar dat hun geestelijke gezondheid werd geschaad. Dit zal door de verwijzingsrechter (gerechtshof Den Haag) vastgesteld moeten worden op basis van de door de Hoge Raad aangegeven maatstaven en gezichtspunten.

PostNL-casus

Op 20 juli oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2015:5373) dat de zelfstandige pakketbezorgers (subcontractors) geen werknemer zijn. Zelfstandige ondernemers kunnen zich in beginsel niet beroepen op artikel 6 lid 4 ESH. Dit zou anders kunnen zijn als sprake is van schijnzelfstandigheid. Voor zover hiervan sprake mocht zijn, oordeelde de rechter dat niet voldaan wordt aan de eis van artikel 6 lid 4 ESH. Er was geen collectieve actie die redelijkerwijs kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen.

De acties waartoe met WhatsApp-berichten werd opgeroepen en die leidden tot blokkades van verschillende depots van PostNL, lijken veel op een ‘flashmob’ waar geen of nauwelijks grip op is. Er zijn geen aanknopingspunten, aldus de rechter, die erop wijzen dat het doel van de acties is geweest om te komen tot een doeltreffende manier van collectief onderhandelen.

Slotsom

De Hoge Raad heeft in de zaken Enerco en Amsta duidelijk gemaakt dat uitoefening van het collectieve actierecht niet beperkt wordt door spelregels die als drempel vooraf fungeren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van een collectieve actie/staking. De rechter dient alle relevante omstandigheden af te wegen bij de beoordeling of een collectieve actie rechtmatig is, waaronder de bedoelde spelregels als gezichtspunten. Beperking van het collectieve actierecht van werknemer en vakbonden is alléén mogelijk indien dit dringend noodzakelijk is, omdat de bescherming van rechten en vrijheden van anderen en de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden noodzakelijk is. In de zorg, waar het vrijwel altijd gaat om personen met een bijzondere kwetsbaarheid (lichamelijk of geestelijk) zal op grond van artikel G ESH al snel geconcludeerd worden tot onrechtmatigheid.

Gerelateerd

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.

PensioenPost #13 – Vaststellingsovereenkomst en wederzijdse dwaling: het belang van aandacht voor pensioen bij beëindigen arbeidsovereenkomst

Een vaststellingsovereenkomst (VSO) is een juridisch instrument waarmee werkgevers en werknemers hun arbeidsovereenkomst in onderling overleg kunnen...

PensioenPost #12 – De ergernis over rechtszaken rondom verplicht pensioen: reactie Schouten op Kamervragen

In de media is aandacht gevraagd voor diverse rechtszaken die ondernemers moeten voeren vanwege verplichtgestelde pensioenen. Dit probleem speelt al jaren en...

PensioenPost #11 – Indexatietoezeggingen waar je op kunt bouwen?

In het verleden waren verschillende bouwbedrijven vrijgesteld van verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds Bouw (BpfBouw).
No posts found